Dan toch geen eenzame uitvaart
Zaterdag 29 oktober, in mijn elektronische brievenbus valt een mail die onze pastoor heeft ontvangen en doorgestuurd. Leon – familienaam wordt niet medegedeeld – is overleden in de ziekenboeg van de Brugse gevangenis, waarnaar hij vanuit de gevangenis van Mons was overgebracht.
'Omdat we niet kunnen en willen geloven dat een mens van God en mens verlaten kan sterven en begraven worden,' zo begint de mail, 'omdat de scheidingslijn tussen goed en kwaad vager is dan we denken en geen duidelijke grens trekt tussen goeie en slechte mensen, durven/willen we je graag uitnodigen om de eenzame uitvaart van Leon bij te wonen.' Getekend namens de aalmoezeniersploeg: Charles en Geertrui.
Of we ons kunnen vrijmaken om op zijn eenzame uitvaart enkele liederen ten afscheid te zingen?
Ze hopen op een handvol mensen, schrijven ze nog. Ik beslis om me vrij te maken. Ik parkeer mijn auto bij het Brugse voetbalstadion achter het kerkhof van Sint-Andries. Lopend over de kerkhofwegels kom ik voorbij het graf van mijn ouders, waar wij enkele dagen geleden nog chrysanten hebben geplaatst. Dat ik nu niet voor hen kom, murmel ik doorstappend. Ze zullen dat meer dan waarschijnlijk terecht hebben gevonden.
Het hele kerkhof staat in bloei. Honderden, duizenden overledenen van lang geleden zijn blijkbaar nog niet vergeten. En Leon, pas gestorven en nu al vergeten? Zal dat handjevol mensen er zijn voor hem? Ik zie nog enkele mensen stappen door de kerkhofdreven. Ik zal dus toch niet de enige zijn, troost ik mezelf.
Ik ga de kerk binnen... De zangpartituren zijn op, zegt iemand me. Ze hadden er 30 voorzien. Ik kijk rond en begin te tellen... Ik tel te vroeg, want er komen nog mensen binnen. En nog en nog en nog. Uiteindelijk zijn we met meer dan 90 aanwezigen op een uitvaart van iemand die niemand kent! Ook de zoon van de overledene is gekomen, helemaal uit Wallonië. Gelukkig zijn wij er ook voor hem. Hij had anders alleen bij de kist gestaan. Hij zou zich in de steek gelaten hebben gevoeld zonder ons. Voor de tweede keer, trouwens. Lang geleden door zijn vader die werd veroordeeld, en nu door de samenleving die niet vergeeft. Niet zo, geen tweede maal.
Ook de zoon van de overledene is gekomen, helemaal uit Wallonië. Als wij er niet waren, had hij alleen bij de kist gestaan.
Aalmoezenier Geertrui leidt de dienst: invoelend en inlevend, met mooie teksten en stille gebaren. Wij zingen liederen en psalmen ten afscheid voor een man die we niet hebben gekend. Een mens van wie we niets weten: niet wie hij was geweest, niet hoe hij er uitzag, niet hoe hij bij zijn volle naam heette, niet waarvoor hij werd veroordeeld, niet wat hij fout had gedaan en ook niet wat hij goed heeft gedaan.
Toch lijkt het of wij hem kennen en hij ons ten diepste dierbaar was. Ik weet waarom: hij was een medemens en de scheidingslijn tussen goed en kwaad loopt niet tussen hem en ons, maar dwars door ons heen. En hij was ook een kind van God, dus onze broeder.
En hij was ook een kind van God, dus onze broeder.
Teruglopend naar mijn auto, valt een vreemde ontroering over mij. Door mijn hoofd schiet de gedachte: dit is kerk die toekomst maakt. Als één mailberichtje bijna honderd mensen spontaan op de been kan brengen tot gelovige nabijheid bij iemand die - noodgedwongen - door de samenleving werd afgeschreven, dan schrijft onze kerk zichzelf niet af maar schrijft ze toekomst. Want ze doet wat God ten diepste is en voor ons wil zijn: Ik zal er voor u zijn!
Als ik voorbij het graf van mijn ouders kom, knipoog ik in hun richting. Ik denk dat ze het hebben begrepen.