Als je van je wens ook een gebed kunt maken - Mark Van de Voorde [column]
Januari is wensmaand. Nog heel januari kunnen we elkaar een gezegend jaar of een prettig 2025 toewensen. Een wens zou je een seculier gebed kunnen noemen en omgekeerd een gebed een religieuze wens. Immers, wens en gebed hebben beide met hoop te maken.
Toch kunnen niet al onze wensen worden ‘verreligieusd’ tot gebeden. Er zijn dingen die je kunt wensen, maar die je niet aan God kunt vragen. De Lotto winnen bijvoorbeeld. Er zijn dingen die je niet aan God mag vragen en ook niet mag wensen. Dat je buur die ruziet over dat schuurtje op de scheidingslijn, het aan zijn hart zou krijgen bijvoorbeeld.
Op een goede gezondheid!
Er zijn ook dingen die je kunt wensen en waarvoor je wel kunt bidden. Genezen of gezond blijven bijvoorbeeld. Een goede gezondheid staat op nummer één van ieders wensenlijstje. Daar hangt nu eenmaal veel vanaf. Toch komt die wens niet voor in het bedenlijstje van het gebed dat Jezus ons leerde, het Onzevader.
Dat lijkt in zekere zin vreemd, want Jezus ging vaak in op de vraag van mensen om genezing. Die genezing van het lichaam was evenwel ook altijd een verwijzing naar iets anders, naar de genezing van hart en ziel: ‘Uw geloof heeft u gered… Uw zonden zijn u vergeven…’
Betekent dit dat we niet om een goede gezondheid horen te bidden? Toch wel! Mocht het niet, dan was Jezus nooit op de vraag om genezing ingegaan en dat deed hij wel. Het betekent dat het echte perspectief van ons leven verder ligt dan binnen de grenzen van ons lichamelijk welbevinden. Als we in deze januarimaand het Onzevader bidden als één grote wens voor het nieuwe jaar, wordt veel duidelijk.
‘Onze Vader die in de hemel zijt. Uw naam worde geheiligd.’
Dat God groter is dan onze ‘aardse’ voorstelling. Dat die God ook nog eens van ‘ons’ is, niet van mij. Die ‘vaderlijke’ God is geen strenge rechter die oordeelt zoals de wereld oordeelt. Hij wenst al zijn kinderen, alle mensen het beste toewenst. Dat houdt in dat wij niet bang moeten zijn om zijn Naam te noemen. Evenwel nooit blasfemisch om Hem voor politieke doeleinden te gebruiken of om anderen te verketteren.
‘Uw rijk kome. Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.’
Dat ons leven mag zijn gericht op de realisatie van Gods droom: dat de mensheid één mensenfamilie mag worden en de wereld één rijk, waardoor de aarde de hemel raakt. Dat wij die hoop die ook in ons leeft, niet zouden opgeven, maar ook niet zouden proberen te verhaasten door de menselijke vrijheid aan banden te leggen. Dat wij de moed hebben om de willekeur van ons ongeduld onder te schikken aan de wil van Gods geduld.
‘Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren.’
Dat we financieel en materieel genoeg zouden hebben voor een goed leven en anderen evenzeer. Dat we dus zo zouden leven en werken, consumeren en verdelen, dat niemand het brood uit de mond wordt gestoten.
Dat we daarom ook vergiffenis mogen krijgen voor die keren dat we er niet in slagen om rijkdom te delen, rechtvaardigheid na te streven en vrede te betrachten. Dat we daarbij beseffen dat wij die vergiffenis slechts ontvangen in de mate dat wij bereid zijn om ook de spons te vegen over de daden van onrecht, vernedering en liefdeloosheid die wij ervaren.
‘En breng ons niet in beproeving, maar verlos ons van het kwade.’
Dat we nooit in de verleiding zouden vallen om te wanhopen en te denken dat het allemaal niet zal lukken. Dat we niet zouden toegeven aan de verzoeking om te twijfelen aan het Onze-Vader-zijn van God, zodat we verlost zouden blijven van het kwaad van het ongeloof en het cynisme van de zinloosheid.
Als dat onze diepste wensen mogen worden, dan kunnen we best bidden voor een goede gezondheid die ons toelaat om daaraan te werken.