We zijn allemaal bedelaars naar God!
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag beginnen we een nieuwe reeks catecheses over hetgebed. Het gebed is de ademhaling van het geloof. Zijn meest eigen uitdrukking. Als een kreet uit het hart van wie gelooft en zich aan God toevertrouwt.
Laten we hierbij denken aan het verhaal van Bartimeüs, een personage uit het Marcusevangelie (cf. Mc 10, 46-52 en par.) en, ik moet het bekennen, voor mij de meest sympathieke van allen. Hij was blind en zat op stoep te bedelen aan de rand van Jericho. Het is geen naamloos personage. Hij heeft een gezicht en een naam: Bartimeüs, dit wil zeggen zoon van Timeüs. Op een dag hoort hij zeggen dat Jezus daarlangs zou komen. Jericho was een kruispunt voor de mensen. Voortdurend waren er pelgrims en handelslui op doortocht. En dus stelt Bartimeüs zich op. Hij zou al het mogelijke doen om Jezus te ontmoeten. Veel mensen deden hetzelfde. Denken we aan Zacheüs die in een boom klom. Velen wilden Jezus zien. Ook hij.
Een stem die roept
Die man komt dus in de evangelies terecht als een stem die luidkeels roept. Hij ziet niets. Hij weet niet of Jezus veraf of dichtbij is. Hij voelt het aan de menigte die groeit en dichterbij komt … Maar hij is volledig alleen, en niemand is om hem bekommerd. En wat doet Bartimeüs? Hij roept en blijft roepen. Hij gebruikt zijn enige wapen: de stem. Hij begint te roepen: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij! (v 47). En zo blijft hij roepen.
Koppigheid
Zijn voortdurend geschreeuw wordt hinderlijk. Het is niet wellevend en velen maken hem verwijten en gebieden hem te zwijgen. Gedraag je beschaafd, hou op! Maar Bartimeüs zwijgt niet. Integendeel hij begint nog luider te roepen: Zoon van Davids, heb medelijden met mij! (v 47). Dat is de mooie koppigheid van hen die genade zoeken en aankloppen, aankloppen aan het hart van God. Hij roept en klopt aan. De uitdrukking Zoon van David is heel belangrijk. Ze betekent Messias - het is een belijdenis van de Messias – een geloofsbelijdenis uit de mond van die door allen verachte mens.
Verlangen
Jezus hoort zijn schreeuw. Het gebed van Bartimeüs raakt hem in het hart, het hart van God. En de deuren van het heil gaan open. Jezus laat hem roepen. Hij springt op en zij die hem eerst het zwijgen oplegden, brengen hem nu bij de Meester. Jezus spreekt hem aan en nodigt hem uit zijn verlangen uit te spreken – dit is heel belangrijk – want de schreeuw wordt een vraag: Heer, maak dat ik zien kan! (cf. v 51).
Nederigheid
Jezus zegt hem: Ga, uw geloof heeft u genezen (v 52). Hij herkent in die arme man, machteloos en veracht, de kracht van zijn geloof die de barmhartigheid en de kracht van God uitlokt.
Geloven dat is twee opgeheven handen hebben en een stem die de gave van het heil afsmeekt.
De catechismus zegt: De nederigheid is de grondslag voor het gebed (Catechismus van de Katholieke Kerk, 2559). Het gebed ontspringt aan de aarde, aan de humus - waarvan het woord humilitas, nederigheid, is afgeleid – aan onze broosheid, aan onze niet aflatende dorst naar God (cf. ibid., 2560-2561).
Protest
Het geloof, zo hebben wij in Bartimeüs gezien, is een kreet. Niet-geloof is onderdrukking van die kreet. De houding van de mensen die hem deden zwijgen. Zij waren geen gelovigen, hij daarentegen wel. Die schreeuw onderdrukken is een soort het zwijgen opleggen (omertà). Geloof is protest tegen een onaangename situatie waarvan de reden ons ontgaat. Niet-geloof is zich beperken tot het ondergaan van een situatie waarbij we ons hebben neergelegd.
Geloof is de hoop verlost te worden. Niet-geloof is wennen aan het kwaad dat ons onderdrukt en zo verder gaan.
Volhardend
Geliefde broeders en zusters, we beginnen deze reeks catecheses met de kreet van Bartimeüs. Want in een figuur zoals hij, is alles al vervat. Bartimeüs is een volhardend mens. Hij werd omgeven door mensen die duidelijk maakten dat smeken geen zin had, een geschreeuw zonder antwoord. Lawaai dat hinderlijk is en verder niets. Dat hij dus best kon ophouden met schreeuwen. Maar hij zweeg niet. Uiteindelijk heeft hij verkregen wat hij wenste.
Sterker dan elk bewijs van het tegendeel, is er in elk mensenhart de stem die smeekt. Allemaal hebben wij in ons deze stem.
Een stem die spontaan is, niemand moet haar bevelen. Een stem die zich vragen stelt over onze tocht hierbeneden, vooral als we in het duister verkeren: Jezus, heb medelijden met mij! Jezus heb medelijden met mij! Een mooi gebed is dat.
Bedelaars naar God
Zijn deze woorden niet in heel de schepping gebeiteld? Alles bidt en smeekt opdat het mysterie van de barmhartigheid zijn definitieve vervulling zou vinden. Niet slechts christenen bidden. Zij delen die kreet van het gebed met alle mannen en vrouwen. Dit perspectief kan nog verbreed worden. Paulus zegt dat de hele schepping kreunt en barensweeën lijdt (Rom 8,22). Kunstenaars zijn vaak vertolkers van deze stille schreeuw van de schepping die zich in elke schepsel opdringt, maar vooral in het hart van de mens aan het licht komt. De mens immers bedelt naar God (cf. CKK 2559).
Mooie beschrijving van de mens is dit: ‘bedelaar naar God’.
Dankjewel.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc