De spiegel van ijdelheid breken om de weg naar God te vinden
Broeders en zusters, goedendag!
Vandaag, enkele dagen voor Kerstmis, zou ik met jullie het gebeuren willen oproepen waaraan de geschiedenis niet kan voorbijzien: de geboorte van Jezus. Om te gehoorzamen aan het bevel van keizer Augustus, die eiste dat men zich in de eigen geboorteplaats liet inschrijven, reisden Jozef en Maria van Nazaret naar Betlehem. Meteen bij hun aankomst zochten ze een verblijf want de bevalling was nabij. Spijtig genoeg vonden ze niets en Maria moest in een stal bevallen (cf. Lc 2,1-7).
Bedenk: voor de Schepper van het heelal was er geen plaats om geboren te worden!
Wellicht was dit een vooruitlopen op wat de evangelist Johannes zegt: Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. (1, 11) en op wat Jezus zelf zal zeggen: 'De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten'. (Lc 9,58).
Licht van de wereld
Een engel verkondigde de geboorte van Jezus. Aan eenvoudige herders. Een ster wees de Magiërs de weg naar Betlehem (cf. Mt 2,1.9-10). De engel is een boodschapper van God. De ster herinnert eraan dat God het licht schiep (Gen 1,3) en dat dit Kind het licht van de wereld zal zijn. Zo omschrijft Hij zichzelf (cf. Joh 8,12.46) het ware licht dat iedere mens verlicht (Joh 1,9) en dat schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan (v.5).
Herders
De herders zijn beeld van de armen van Israël, eenvoudige mensen die inwendig leven in het bewustzijn van hun eigen armoede en die daarom meer dan andere mensen op God betrouwen. Zij zijn het die als eersten de mens geworden Zoon van God zien. Deze ontmoeting verandert hen grondig. Het Evangelie zegt dat ze terugkeerden terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden (Lc 2,20).
Nederigheid
Ook de Magiërs komen bij de pasgeboren Jezus (cfr Mt 2,1-12). De evangelies zeggen niet dat het om koningen ging, niet met hoevelen ze waren en ook niet hun namen. Met zekerheid weten we slechts dat zij uit een ver land in het Oosten (men kan hierbij denken aan Babylonië, Arabië of het Perzië van toen) op weg gegaan waren op zoek naar de Koning der Joden die zij in hun hart vereenzelvigen met God, want ze zeggen dat ze Hem willen aanbidden. De Magiërs vertegenwoordigen de heidense volkeren. Meer bepaald de mensen die in de loop van de geschiedenis op weg gegaan zijn om Hem te zoeken. Ze vertegenwoordigen ook de rijken en machtigen, maar dan slechts zij die niet verslaafd zijn aan bezit en niet 'bezeten' door dingen die ze menen te bezitten.
De boodschap van de evangelies is duidelijk: de geboorte van Jezus is een universeel gebeuren dat alle mensen raakt.
Geliefde broeders en zusters, alleen nederigheid is de weg die naar God leidt en tegelijkertijd, juist omdat zij ons naar God voert, brengt zij tot het wezenlijke van het leven, tot zijn ware betekenis, tot het meest betrouwbare motief om het leven te beleven.
Alleen nederigheid maakt ons open voor de ervaring van de waarheid, van de echte vreugde, van de kennis die waarde heeft.
Zonder nederigheid worden we uitgesloten, uitgesloten van de kennis van God, van de kennis van onszelf. Men moet nederig zijn om zichzelf te verstaan, en nog meer om God te verstaan. De Magiërs waren misschien, in de opvatting van de wereld, belangrijke mensen, maar ze maken zichzelf klein, nederig en precies daarom slagen ze erin Jezus te vinden en Hem te herkennen. Zij aanvaarden de nederigheid van het zoeken, van het op weg gaan, van het vragen, van het wagen, van het zich vergissen …
Onrust
Elke mens wordt, in het diepste van zijn hart, geroepen om God te zoeken. Allemaal kennen we die onrust. Onze taak is het die onrust niet te doven, maar te laten groeien want het is de onrust om God te zoeken. Met dezelfde genade kan men Hem vinden. Laten we het gebed van Sint-Anselmus (1033-1109) tot het onze maken: En kom nu, o Heer mijn God, leer mijn hart waar en hoe het U mag zoeken, waar en hoe het U mag vinden. Dat ik bewogen door verlangen naar U zoek en zoekend naar U verlang. Dat ik zoekend mag vinden en U vindend mag beminnen (Proslogion, 1).
Aanbidding
Geliefde broeders en zusters, ik zou alle mannen en vrouwen willen uitnodigen in de grot van Betlehem om de mens geworden Zoon van God te aanbidden. Dat elkeen thuis of in de kerk of op een andere plaats naar de kribbe gaat ter aanbidding, van binnenuit: Ik geloof dat U God bent, dat dit kind God is. Geef mij, zo bid ik, de genade van de nederigheid om U te kunnen verstaan.
Armen
Bij het naderen van de kribbe om te bidden wil ik de ‘armen’ op de eerste plaats stellen. We moeten hen, zoals de heilige Paulus VI zegde beminnen want in zeker zin zijn ze sacrament van Christus; met hen – met de hongerenden, met de dorstigen, met de ballingen, met de naakten, met de zieken, met de gevangenen, heeft Hij zich op mystieke wijze willen vereenzelvigen. We moeten hen helpen - met hen lijden en hen ook volgen, want armoede is de zekerste weg om het Rijk van God ten volle te bezitten (Homilie, 1 mei 1969). Daarom moeten we de nederigheid vragen als een genade: Heer, laat mij niet hoogmoedig zijn, niet zelfgenoegzaam, dat ik niet zou geloven zelf het centrum van het heelal te zijn. Maak mij nederig. Geef mij de genade van de nederigheid. Dat ik door deze nederigheid U kan vinden. Zij is de enige weg, zonder nederigheid zullen we God nooit vinden. We zullen slechts onszelf vinden. Wie niet nederig is, heeft geen perspectief maar slechts een spiegel waarin men zichzelf aanschouwt. Laten we de Heer vragen die spiegel te breken om verder te kunnen kijken, naar de horizon waar Hij is. Hij moet dit doen: ons de genade en de vreugde van de nederigheid schenken, om deze weg te gaan.
Verlangens van het hart
Vervolgens, broeders en zusters, wil ik naar Betlehem voeren, zoals de ster met de Magiërs deed, allen die geen religieuze onrust kennen, die zich het probleem van God niet stellen, ja zelfs de godsdienst bestrijden, allen die onterecht ‘atheïsten’ worden genoemd. Ik zou voor hen de boodschap p van het Tweede Vaticaanse Concilie willen herhalen: De Kerk is er ten stelligste van overtuigd dat haar boodschap overeenstemt met de meest verborgen verlangens van het menselijk hart. (…) Haar boodschap brengt, in plaats van afbreuk te doen aan de mens, licht, leven en vrijheid ten gunste van zijn vooruitgang … (Gaudium et spes, 21)
Laten we met de zegen van de engelen naar huis terugkeren: 'Vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft.
Laten we altijd beseffen niet wij hebben God liefgehad, maar Híj heeft ons liefgehad (…) Wij hebben lief, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad. (1 Joh 4,10.19). Hij heeft ons gezocht. Laten we dat niet vergeten.
Gods onverdiende liefde
De reden van onze vreugde is dit: wij werden bemind, we werden gezocht, de Heer zoekt ons om ons te vinden, om ons nog meer lief te hebben. Dat is de bron van de vreugde: beseffen dat we bemind werden, onverdiend. De liefde van God gaat ons steeds vooraf. Het is een zo concrete liefde dat ze vlees geworden is en midden onder ons is komen wonen, in dat Kind dat we in de kribbe zien. Deze liefde heeft een naam en een gezicht: Jezus is zijn naam en het gelaat van de liefde is de grondlaag van onze vreugde.
Broeders en zusters, ik wens jullie zalig Kerstmis, een fijn en heilig Kerstfeest.
En ik zou willen – samen met de wensen; met de familiefeesten, want dat is mooi – dat er ook het besef is dat God “bij mij” komt. Dat elkeen zegt: God komt voor mij. Het besef dat, om God te zoeken, om God te vinden, om God te aanvaarden, nederigheid nodig is. Met nederigheid de genade zien dat de spiegel van de ijdelheid gebroken is, de spiegel van de hoogmoed, de spiegel waarin we onszelf zien. Laat ons Jezus zien, de horizon, God die naar ons toekomt en ons hart raakt met de onrust die ons tot hoop voert. Fijn en zalig Kerstmis!
- Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc
- Lees alles van paus Franciscus op Kerknet.