Je eigen vaste planten vermeerderen: de complete beginnersgids
Een tuin met vooral vaste planten is een echte zegen: minimaal werk en maximaal plezier. Vaste planten zijn planten die elk jaar in de herfst bovengronds afsterven en in de lente weer vanuit de wortels beginnen te groeien. Je plant ze dus één keer en kan elk jaar weer genieten.
Maar er is één maar. Vaste planten aankopen, lijkt nogal duur. De kosten kunnen oplopen tot tientallen euro’s per vierkante meter, zeker als je ook wat struiken en kleine bomen wil. Natuurlijk doe je die investering maar één keer en kost verharding een veelvoud hiervan. Maar toch. Het is normaal dat je er wat voor terugschrikt om een groot deel van je tuin in één keer opnieuw te beplanten met planten uit het tuincentrum of van bij de kweker.
Er is een goedkoop alternatief dat bovendien een interessante hobby oplevert: leer je eigen planten vermeerderen.
- Koop 1 of 2 planten van elke soort die je wil en maak er 5 of 10 nieuwe planten van. Het volgende jaar maak je van elk van die plantjes opnieuw 5 of 10 nieuwe. Reken maar uit hoe snel dat gaat!
- Ruil je overschotjes tegen andere soorten met je buren of via een lokale tuingroep op Facebook. Of ga naar de Facebook-groep van je lokale VELT-afdeling. Binnen de kortste keren heb je een biodiverse tuin.
Planten vermeerderen: hoe doe je dat?
Er zijn verschillende technieken om vaste planten te vermeerderen. Voor de meeste plantensoorten kan je verschillende technieken gebruiken. Toch heeft elke soort een techniek die de meeste kans op slagen heeft.
Voor je aan de slag gaat google je dus het beste de naam van je plant met het woord vermeerderen erbij, bv. adderwortel vermeerderen. Google geeft dan meestal de beste techniek meteen in de resultatenpagina. Vind je weinig bruikbaars in het Nederlands, dan kan je ook Engelse pagina’s zoeken met de Latijnse naam van je plant met propagation erbij, bv. persicaria bistorta propagation.
Er zijn zeker vijf manieren waarop je als gewone amateurtuinier eenvoudig planten kan vermeerderen. We overlopen ze kort hieronder.
#1 Planten die zichzelf vermeerderen
Er zijn zo van die genadevolle plantjes die al het werk voor jou doen en zichzelf vermeerderen. Ze vormen ondergrondse of bovengrondse uitlopers waaraan afstammelingen verschijnen. Of ze zaaien zich spontaan uit.
Natuurlijk zet je zo’n plant alleen op plaatsen waar die uitbreiding gewenst is. Anders zal je die enthousiasteling al snel vervloeken als een woekeraar. Vraag advies of doe onderzoek voor je aanplant.
De nieuwe plantjes kan je meestal gemakkelijk uitgraven en verplaatsen waar je ze hebben wil. Hangen ze met wortelstokken vast aan de moederplant, dan gebruik je een scherpe spade om de verbinding door te steken.
Voorbeelden van planten die zich spontaan vermeerderen: munt, valeriaan, smeerwortel, aardbeien, citroenmelisse, lelietje-van-dalen, sommige geranium-soorten, lieve-vrouwe-bedstro, penningkruid, maagdenpalm, daslook, zwartmoeskervel, stokrozen…
#2 Delen of scheuren
9 op de 10 vaste planten kan je eenvoudig vermeerderen door ze te delen, ook wel scheuren genoemd.
Het beste tijdstip waarop je dat doet, is afhankelijk van de plant. Vaak in de herfst (september, oktober of november) wanneer de plant in rust gaat. Maar soms ook in de lente (maart, april of mei) wanneer de plant net begint uit te lopen. Eerst even googelen dus en eventueel bijhouden in een lijstje voor volgend jaar. ;-)
- Wip met een spade de plant uit de grond. Schud de meeste aarde van de wortelkluit.
- Deel de plant in verschillende delen. Hoe gemakkelijk dat gaat, verschilt van soort tot soort. Soms kan je de verschillende nieuwe groeipunten voorzichtig uit elkaar trekken en hun wortels ontrafelen, zoals in de foto hierboven. Soms moet je de wortelkluit ronduit doorsnijden of doorhakken met een scherpe spade. ‘t Is een brute hobby soms, dat tuinieren. ;-) Probeer eerst de voorzichtige manier. Hoe minder schade je toebrengt, hoe sneller de plantjes zullen herstellen van de ingreep.
- Plant de delen op hun nieuwe standplaats of in potjes. Enkele delen in potjes bewaren, is altijd een goede reflex. Je kan er later een leemte in de beplanting mee opvullen of ze ruilen tegen soorten die je nog niet hebt.
- Geef de nieuwe plantjes goed water. In een droge periode wil je dat een week later misschien nog eens herhalen.
Voorbeelden van planten die je kan delen (bijna allemaal dus): asters, geraniums, bieslook, siergrassen, margriet, pimpernel, campanula, zonnehoed, nagelkruid, Sint-Janskruid…
#3 Stekken
Via stekken kan je op korte tijd massa’s nieuwe planten maken. De precieze werkwijze en het beste tijdstip verschillen per soort. Vaak is dat in de lente of de zomer. Voor bessenstruiken is het dan weer de winter. Best eerst even googelen en bewaren in je lijstje voor volgend jaar.
De algemene werkwijze gaat zo.
- Knip takjes van ongeveer 10 cm van de plant. Verwijder bloemen en bloemknoppen als die er zijn. Verwijder de onderste blaadjes en laat 1/3 bovenaan zitten. Voor bessenstruiken neem je in de winter takken van 30 cm.
- Vul een potje met zaai- en stekgrond. Zaai- en stekgrond is zo te koop in het tuincentrum of je kan zelf een mengsel maken van 3 delen potgrond met 1 deel zandgrond of puur zand. Je wil een voedselarm en goed doorlatend mengsel hebben dat het stekje stimuleert om veel wortels aan te maken en niet te snel te groeien. Je kan de stekjes ook rechtstreeks op de nieuwe standplaats in de grond steken. De slaagkansen zullen wel wat minder zijn omdat je de stekjes daar niet zo kan pamperen als in potjes. Maar met stekken van bessenstruiken lukt het bijvoorbeeld prima. Van sommige soorten kan je de stekjes trouwens laten wortelen in een glas water op de vensterbank.
- Maak met een stokje gaatjes in de aarde. In een potje zet je het beste meerdere stekjes, want ze zullen het niet allemaal overleven.
- Zet de stekjes in de gaatjes en druk de aarde aan.
- Zet de potjes weg in de schaduw en geef regelmatig water. Stekjes drogen snel uit omdat ze via de blaadjes water verdampen, maar geen wortels hebben om water op te nemen. In de zomer kan het daarom nodig zijn om de potjes af te dekken met een doorzichtig plastic zakje. Laat de stekjes dagelijks even luchten om schimmels te voorkomen.
Voorbeelden van planten die gemakkelijk te stekken zijn: salie en salvia’s, dragon, bessenstruiken (kruisbes, aalbes, cassis, blauwe bes…), rozemarijn, lavendel, ereprijs, eeuwig moes, citroenverbena, anjer, vijg…
#4 Afleggen of marcotteren
Houtachtige planten met buigzame takken zoals struiken en klimplanten kan je vaak vermeerderen door een tak te laten wortelen terwijl die nog aan de moederplant hangt. Dat doe je zo.
- Neem een lange tak aan de onderkant van de moederplant. Voor de meeste soorten doe je dat het beste in juli of augustus, wanneer de groei van de plant begint af te nemen.
- Verwijder alle blaadjes behalve aan het topje.
- Buig de tak af naar de grond of naar een pot met zaai- en stekgrond die je naast de moederplant zet.
- Zet de tak vast op de aarde met een steen of met ijzerdraad.
- Wacht tot de tak wortels heeft gevormd en knip dan de verbinding met de moederplant door. Meestal is dat het volgende voorjaar. Je moet dus geduld hebben, maar je hebt er dan ook geen omkijken naar. ;-)
Voorbeelden van planten die je kan afleggen: (klim-)hortensia, kiwi, kiwibes, passieflora, druif, azalea, magnolia, kruisbes, blauwe bes, clematis, wingerd…
#5 Zaaien
We zeiden hierboven al dat sommige vaste planten zichzelf uitzaaien. Je kan natuurlijk ook het zaad verzamelen om zelf te zaaien op een andere plaats, in potjes of op een ander tijdstip.
Voor de planten die anders zichzelf uitzaaien, lukt dat meestal prima. Maar voor veel soorten is nieuwe planten opkweken uit zaad net iets moeilijker en vraagt het net iets meer aandacht, waardoor het soms mislukt. Zo zijn er koudekiemers waarvan je de zaden het beste eerste enkele dagen in de diepvriezer legt voor je ze zaait. Je moet het maar weten!
- Verzamel de rijpe zaden. Soms zitten ze verstopt in zaaddozen, aartjes, houwen of peulen. Je moet lang genoeg wachten tot de zaden echt rijp zijn. Meestal verkleuren ze dan van groen naar bruin of zwart. Vaak zal de hele bloemstengel verdorren. Als de zaaddozen vanzelf openen en de zaadjes van de stengel beginnen te vallen, ben je klaar om te oogsten. Niet wachten dan, anders zijn ze weg!
- Zaai de zaadjes meteen waar je ze hebben wil. Klaar! Dat is de eenvoudigste en vaak de beste manier. Zo doet de natuur het immers ook. Wees gul bij het zaaien. Niet elk zaadje wordt een plantje en niet elke kiemplantje wordt een volwassen plant. Er zijn ook nog slakken, remember? Heb je later te veel zaailingen, dan dun je ze gewoon uit. Deze methode heeft één groot nadeel: je moet de zaailingen leren herkennen. Want anders trek je ze uit met het onkruid.
- Of bewaar de zaadjes door ze eerst binnen te laten nadrogen. Liever te lang dan te kort, want vochtige zaden gaan schimmelen of kiemen. Leg meteen een label met de naam bij de zaden. Weet je binnen drie weken anders nog welke zaden het zijn?
- Scheid het kaf van het koren. Verwijder zaaddozen, peulen, vliesjes, houwen, enz. Gebruik bijvoorbeeld een theezeefje of blaas zachtjes de lichtere vliesjes weg. Schoon zaad neemt minder plaats in en kan je later preciezer zaaien.
- Bewaar de zaden in enveloppen op een droge, koele en donkere plaats. Schrijf de naam van de plant en het oogstjaar op de envelop. Hoe langer je het zaad bewaart, hoe meer het zijn kiemkracht verliest.
- Zaai op het juiste moment ter plekke of in potjes. Het voordeel van zaaien in potjes is dat je de zaailingen leert herkennen en dat je ze alle kansen kan geven. Het juiste zaaimoment verschilt per soort. Laat je niet verleiden om te veel te vroeg te zaaien.
- Heb voldoende geduld. Sommige soorten doen er meerdere weken en soms maanden over om te kiemen. Of ze kiemen gespreid, een goede overlevingsstrategie in de natuur. En ja, soms gebeurt er niks. Of hebben de slakken ‘s nachts de kiemplantjes opgevreten nog voor je ze gezien hebt. Dan wacht je op Godot. Zo is soms het leven.
Voorbeelden van vaste planten die zich gemakkelijk laten zaaien: kaasjeskruid (verschillende soorten), vingerhoedskruid, jacobsladder, zwartmoeskervel, wilde venkel, akelei, sommige soorten geranium, gele helmbloem, ijzerhard, look-zonder-look, teunisbloem, stokrozen…
Veel geluk ermee en misschien tot een ruilmoment!