Paasgetuigenis: ‘Ik kan weer licht zien na de duistere nacht’
Elke mens wordt geboren met een eigen persoonlijkheid. Sensitiviteit is een van mijn karakterkenmerken. Ik heb altijd sterk geloofd in de goedheid van de mens en ik vond het vanzelfsprekend dat we, ongeacht afkomst of geloofsovertuiging, op een respectvolle manier met elkaar omgaan.
Die gevoeligheid manifesteerde zich ook op spiritueel vlak.
Ik stond van jongs af aan open voor Gods aanwezigheid in mijn leven en mijn geloof beïnvloedde de manier waarop ik mijn leven vorm gaf. Jezus heeft zich helemaal gegeven voor de mensheid. Hij zocht naar een warme samenleving, waar haat en conflict geen plaats krijgen. Ik wilde zijn voorbeeld volgen en probeerde er op veel manieren voor de mensen om mij heen te zijn.
• • •
In mijn gegevenheid verloor ik mij echter stapsgewijs in de verwachtingen van anderen – of eerder in mijn interpretatie ervan. Ik vroeg mij steeds vaker af of ik goed genoeg was en of het pad dat ik aflegde voldeed aan de weg die mijn medemensen voor ogen hadden. De onzekerheid groeide en een lange zoektocht begon, waarbij de verwachtingen van anderen prioriteit werden. Ik vulde die verwachtingen zelf in zonder die eerst te bevragen en probeerde ernaar te streven om iedereen te behagen.
• • •
Ik geloofde in God, de Vader die ons in goede en slechte tijden draagt. Ik wist dat Hij de schouder biedt waarop we kunnen leunen en dat Hij het luisterend oor is aan wie we al onze zorgen kunnen toevertrouwen. Hij was er altijd, maar mijn hart was niet altijd bij Hem. Er zijn periodes van twijfel geweest, waarin ik God niet op de eerste plaats heb gezet. Het wrong bij mij dat veel mensen Hem aan de kant schoven en dat Hij dat eenvoudigweg liet begaan. Hoe kon Hij zo onverschillig zijn? Later begreep ik dat God geen liefde afdwingt. Hij nodigt uit, maar elke mens is vrij om op zijn liefdesaanbod in te gaan. Ik worstelde daarnaast ook met enkele standpunten van de Kerk. De Kerk is de vertegenwoordiging van God op aarde en ik vroeg mij af hoe God mij graag kon zien als ik mij niet op elk vlak ondersteund voelde door het instituut. Zoals ik de verwachtingen van anderen zelf invulde, gaf ik ook zelf inhoud aan de manier waarop God naar mij keek.
Gaandeweg werd het almaar moeilijker om aan alle verwachtingen te voldoen.
De coronamaatregelen speelden een wezenlijke rol in mijn proces. Ik zag minder mensen en had meer tijd om te reflecteren over mezelf. Wie ben ik? Ben ik goed bezig? Talloze levens- en persoonlijkheidsvragen speelden door mijn hoofd. Door mijn focus op de verwachtingen van anderen te leggen, had ik er steeds voor gezorgd dat ik niet naar mezelf moest kijken, maar nu werd mij continu een spiegel voorgehouden.
• • •
Ik kon in die periode ook moeilijk om met de veranderingen in de wereld: de pandemie, de conflicten, oorlogen … Ik verviel in doemgedachten en stelde waaromvragen waarop geen antwoord kwam. Ik stelde bovendien elke uitdrukking van liefde en vriendschap die anderen tot mij richtten in vraag. Hoewel de nabijheid van anderen er zeker wel was, drong hun naastenliefde niet meer tot mij door. Ik vond ook niet de moed om zelf met mijn zorgen op anderen toe te stappen, want ik twijfelde of ik het wel waard was om mijn medemens daarmee te belasten en tijd en aandacht te vragen.
• • •
De combinatie van al deze innerlijke stormen leidde ertoe dat ik geen toekomst meer zag. Ik zag alles door een bril van pessimisme. Er was enkel nog duisternis. Het was alsof ik vastzat in een diepe kuil en er geen enkele handgreep aan de wand te zien was waarlangs ik mij terug naar boven kon trekken. Mijn geloof in God wankelde op dat moment niet, maar wel het vertrouwen dat Hij mij beminde. Met mijn verstand wist ik dat er minstens één Iemand was die mij graag zag en dat Hij ook de lijdende wereld liefhad. Maar ik ging ervan uit dat God naar mij keek zoals ik dat zelf deed. Ik dacht dat Gods liefde grenzen kende en dat Hij iemand die zo diep zat als ik niet kon liefhebben.
Mijn donkere nacht leek eeuwig te duren.
Het licht dat een mens nodig heeft om op te staan, was niet meer in zicht. Er kwam een moment dat ik de stopknop wilde indrukken, omdat ik geen uitweg meer zag. En ik besloot om een einde te maken aan mijn leven.
• • •
God heeft mij evenwel niet laten gaan. Hij heeft mij lichamelijk gered en mij de ogen geopend, zodat ik terug kon zien wat ik voorheen niet meer zag. Hij toonde mij dat er wel een weg was. Ik werd mij terug bewust van mijn eigenwaarde en kon de liefdevolle woorden van vrienden, familie en kennissen opnieuw in volle dankbaarheid ontvangen. Ik besefte dat ik verkeerdelijk had ingevuld dat ik niet goed genoeg was, hoewel niemand – ook God niet – mij dat expliciet had laten blijken. Ik ben door de donkere nacht moeten gaan om de grootsheid van Zijn onvoorwaardelijke liefde te kunnen omhelzen en om de mooie dingen te zien die Hij voor mij had gedaan en doet.
• • •
Ik heb een nieuwe kans gekregen, die ik met beide handen wil vastgrijpen.
Mijn leven is hetzelfde maar mijn beleving is anders.
Ik ben dezelfde persoon, met dezelfde gevoeligheid en ingesteldheid, en ik verlang nog steeds om in het leven te staan naar Jezus’ voorbeeld. Maar ik heb intussen geleerd om niet meer zelf de verwachtingen van God en van anderen te bepalen. Ik mocht ontdekken dat ik mijzelf mag bekijken vanuit Gods liefdevolle blik en dat ik trots mag zijn op wie ik ben. Ik besefte ook dat ik mijzelf niet moet aanpassen aan mijn omgeving. Anderen kunnen de keuze maken om al dan niet met mij op weg te gaan. Mijn vele maskers mogen in de kast blijven hangen en dat schenkt mij een diepe rust.
• • •
Ik voel me nu ook vrij om de steun van mensen om mij heen te vragen. Mens-zijn is weten dat je beperkingen heb en dat je niet alles aankunt. Mens-zijn is ook in verbondenheid met anderen leven omdat we elkaar nodig hebben. De anderen en de Andere zijn er om een stukje van de weg met mij mee te stappen. We zijn een volk onderweg, dag na dag. Iedereen gaat wel eens door een dal. We kunnen, naast het vreugdevol samenzijn, ook die moeilijke momenten samen afleggen en elkaar verder-dragen.
• • •
Mijn leven stond stil. Het einde lag vast, maar door de Liefde ben ik terug opgestaan. Gods genade heeft mijn ogen geopend, waardoor ik terug licht kan zien na de duistere nacht.
Ik leef vanuit de kracht van de Verrijzenis.
Ik zie terug een toekomst die mooi en waardevol is. Ik mag de liefde van God en van de mensen om mij heen aanvaarden en ik mag aan anderen geven wat mij geschonken wordt.
• • •
Het is geen gemakkelijke weg geweest. Het besef dat ik een einde aan mijn leven wilde maken, kleefde aan mij. Ik ging lange tijd niet naar een eucharistieviering, omdat het schuldgevoel op mijn schouders woog. Maar ook daarin kwam God mij tegemoet. Ik ontving het sacrament van de biecht en dompelde mij onder in Zijn barmhartigheid. Ik gaf het verleden aan Hem af. De last is weg en ik mag in het heden verder met Hem op weg gaan. Hij is een nabije God die richting geeft en die aanmoedigt.
* Lucas is een schuilnaam, om privacyredenen vermelden we niet zijn echte naam.