Je bent er, zei hij - Koen Vlaeminck [standpunt]
In de zomer van 1993 verloor een buurjongen zijn broer in een verkeersongeluk. We waren 14 en troffen elkaar dagelijks voor een spelletje voetbal of kattekwaad. Een doodlopende straat was ons gezamenlijk speelterrein. Maar de dag dat ik vernam dat zijn broer overleden was, bleef ik binnen. Ik was bang, rusteloos en verstopte me.
Het was de eerste keer dat ik geconfronteerd werd met de dood, onverwacht en ongekend rauw. Ik wist niet hoe ik moest reageren. Wat zeg je tegen iemand die zijn broer heeft verloren? Hoe gedraag je je? Instinctief verschool ik me achter de muren van ons huis. Ik was bang voor het verdriet, bang om iets verkeerds te zeggen. De voetbal bleef onaangeroerd in de hoek van de straat liggen.
De dag dat ik vernam dat zijn broer overleden was, bleef ik binnen. Ik was bang, rusteloos en verstopte me.
Mijn moeder doorbrak uiteindelijk de stilte en nam me op sleeptouw. We hadden een maaltijd klaargemaakt en gingen die brengen. Alsof ik weer een kleuter was, hield ik me achter haar verscholen.
Mijn vriend kwam me tegemoet, hij zocht zelf naar woorden. ‘Je bent er’, zei hij. Zijn ogen verrieden intens verdriet, maar in dat korte moment van herkenning zag ik ook opluchting. Niet omdat ik iets bijzonders deed, maar omdat ik daar was, zonder meer. Langzaam maar zeker vonden we onze weg terug naar het speelterrein. De bal rolde weer, al was ons spel nooit meer hetzelfde. ‘Je bent er.’ Die woorden zijn me bijgebleven.
Nu nog, telkens als ik word geconfronteerd met lijden en rouw, zoek ik niet naar grootse gebaren of zinnen, maar herhaal ik de woorden van mijn vriend: ‘Ik ben er.’
Reageren? Mail naar koen.vlaeminck@otheo.be