Kerststal moet in ons eigen hart staan - Mark Van de Voorde [column]
Precies vijftien jaar geleden, twee dagen vóór Kerstmis, overleed theoloog Edward Schillebeeckx. Ooit schreef hij: ‘Christologie zonder historisch fundament is leeg en onmogelijk.’ Waarmee hij wilde zeggen dat ‘van een historische mens, niet van een mythische figuur, wordt beleden dat hij de Christus is”. Dat is precies wat het kerstfeest duidelijk maakt: God als mens geboren, een mens die de Christus zal worden.
‘Waar de mens leeft en optreedt, moet het voor iedereen duidelijk worden dat God er heersen zal, dat hier het rijk Gods begint’, schreef Schillebeeckx. Opdat dit zou kunnen, moeten we het goddelijke leven kunnen vieren. Herkenbaar. Daarom is bij ons de kerstkribbe vaak in Brabantse stijl met een watten sneeuwdeken op het dak. Ook de dennenboom met de glinsterende lichtjes en de breekglazen ballen hoort erbij, zodat het historisch inbreken van God in de wereld ook ons gevoelsleven zou binnenkomen.
Ook de dennenboom met de glinsterende lichtjes en de breekglazen ballen hoort erbij, zodat het historisch inbreken van God in de wereld ook ons gevoelsleven zou binnenkomen.
Als de geloofsboodschap ons hele leven zou aanspreken en zou kunnen aansteken, mag ze ook onze gevoelssnaar strijken. Daarom geen feest zonder aankleding, geen christelijk feest zonder strik omheen. Dat moet zelfs, vind ik. Ook zintuiglijk moeten we vervoerd kunnen worden door het goddelijke verhaal. Wie alle versiering van de muren haalt, maakt van zijn kamer een kaal en kil vertrek. Zoals het woord dan bijna wil zeggen, wil hij er zo snel mogen uit ‘vertrekken’.
Ook het huis van het geloof heeft decoratie nodig om voor ons mensen bewoonbaar te blijven. Romantiek hoort bij het kerstfeest, op voorwaarde dat het decor het verhaal niet verstopt en wij aan de lijst in verguldsel niet meer waarde hechten dan aan het schilderij in grisaille. Het ware kerstverhaal is een grisaille: we moeten de betekenis inkleuren met het penseel van ons geloof.
Geen feest zonder aankleding, geen christelijk feest zonder strik omheen. Dat moet zelfs, vind ik.
We hebben de neiging om God in een kastje te stoppen, meer bepaald in een vakje van onze keuze. Zodat we Hem een plaats kunnen geven die wij Hem toewijzen. Voor sommigen is God alleen de almachtige, met de klemtoon op straf. Voor anderen is Hij uitsluitend de barmhartige, met de klemtoon op goedkeuring. Zo wordt God een hanteerbaar begrip, een bruikbaar instrument in de huishouding van ons leven waarvan wij de baas blijven.
Toch plaatsen gebeurtenissen in ons leven ons telkens weer voor het feit dat God uit het huis wil breken dat wij voor Hem hebben gebouwd. In het Oude Testament lezen we het al. Koning David wil een tempel bouwen voor Jahwe. De profeet Nathan corrigeert: ‘Dat mag je wel doen, maar eigenlijk wil God groot worden in u.’ God wil niet in een hoekje gestopt worden, ook al is dit hoekje ruim bemeten als een tempel (of een kerk), Hij wil binnen raken in ons leven, ons raken.
God wil niet in een hoekje gestopt worden, ook al is dit hoekje ruim bemeten als een tempel (of een kerk).
We herdenken op Kerstmis Gods menswording in Jezus. We situeren Hem daarvoor het liefst in een huisje van onze fantasie: een armoedig en lieftallig stalletje. Maar Hij wil meer zijn dan tot romantiek hertaalde geschiedenis. Hij heeft ook een boodschap voor ons.
Vrees niet
God wil steeds weer mens worden in ons leven, in ons mens-zijn. Die boodschap van Kerstmis kan beangstigend zijn. Schrokken ook de herders niet? De engel zei wel: ‘Vrees niet, heden is u een Redder geboren.’ Maar hij maakte de schrik hiermee misschien nog groter, want wie ‘Redder’ hoort, begrijpt dat hij gered moet worden. Daar zou je toch van schrikken?
De Redder is nabij, dat wil zeggen: Hij wil ook voor ons geboren worden. Niet alleen in de romantiek van een sneeuwbestoven kerstkribbe met waxinelichtjes voor. Maar ook in de barre armoede van ons hart. In dat hart van ons sluiten ook vaak vensters noch deuren. Dat hart van ons staat ook meestal op de tocht. Het is ook al niet veel schoner dan een stal. Het is echter wel daar dat God wil geboren worden.
Dat hart van ons staat ook meestal op de tocht. Het is ook al niet veel schoner dan een stal. Het is echter wel daar dat God wil geboren worden.
God is er niet voor het comfort van een met cultuur behangen geest, maar voor het geluk van een van eigenwaan ontledigd hart. Daar wil Hij leven brengen en groeikansen scheppen. ‘Het Woord is vlees geworden.’ Ook in ons leven wil Gods Woord ‘vlees’ worden, dit wil zeggen body krijgen, zichtbaar in daden.
Franciscus van Assisi was de eerste die een kerststal bouwde. In de bossen van Greccio was dat. Voor de figuren van zijn stal gebruikte hij levende mensen en dieren. Hij wist waarom. Het is goed om een met folklore en romantiek behangen kerststal te plaatsen, als we maar beseffen dat de kribbe staat in het hart van een mensengemeenschap. Als de inhoud van wat we zo lieflijk verpakt hebben, maar zichtbaar blijft. Anders wordt Kerstmis een verhaal dat verdwijnt tussen de vouwen van het inpakpapier en de eindejaarsfeesten.