Arvo Pärt wordt 88: zijn muziek in 8 sleutelwerken
In 1957 publiceerde Arvo Pärt zijn eerste officiële composities, zoals een collectie van 4 pianostukjes voor een kindertheater. Een onschuldig begin van een lange en soms heftige zoektocht, die zou eindigen in religieuze muziek waarin stilte en klank even belangrijk zijn. Muziek die van hem de populairste hedendaagse componist zou maken. Een chronologisch overzicht in 8 composities.
1. Credo (1968) – Mijlpaal
Credo. Ik geloof. Dit werk voor koor, orkest en piano is een mijlpaal. Het markeert het begin van Pärts religieuze overgave, maar ook van het geloof in eigen kunnen. De componist zweert hiermee ook de afstandelijke, ingewikkelde muziek af (bijv. Collage) en slaat het pad in dat jaren later leidt tot een drastische vereenvoudiging. Ook Credo is niet altijd easy listening, maar je hoort Pärt rondtasten naar zijn eigen muzikale taal. Soms bij klaarlichte dag, soms in het donker.
Tijdens de première van Credo lopen de emoties dermate op dat meteen erna een protestmars van de Esten tegen de Russische onderdrukking wordt gevormd. De beroemde dirigent Neeme Järvi wordt daags erna verbannen naar het Westen. Arvo Pärt krijgt een nog zwaardere straf: zijn muziek mag nergens meer worden gespeeld.
2. Für Alina (1976) – Extreme eenvoud
Gedwongen door de omstandigheden (zie punt 2) begint een periode van 8 jaar waarin Pärt zo goed als niets componeert. Artistieke ballingschap. Hij bestudeert muziek uit de Middeleeuwen en de renaissance en zoekt zijn eigen stem. Die vindt hij in 1976 met het pianominiatuurtje Für Alina. De muziek is de eenvoud zelve, maar trilt terzelfder tijd van de muzikale spanning. Für Alina zal Pärts signature dish worden. Voor wie het zich afvraagt: Alina was de dochter van vrienden van de componist.
3. Tabula Rasa (1977) – De engelenmuziek
Pärt gaat verder op de ingeslagen weg met Fratres, Cantus in memory of Benjamin Britten, Summa en Tabula Rasa. Met deze composities verwerft hij ook buiten Estland en Rusland ruime bekendheid.
Tabula Rasa bestaat uit twee delen: Ludus (Latijns voor spel) en Silentium. Dat tweede deel bevat misschien wel de meest onthechte en betoverende muziek uit Pärts oeuvre. Op aanraden van een Amerikaanse criticus werd ze in New Yorkse ziekenhuizen gebruikt om het leed van palliatieve aids-patiënten te verzachten. Engelenmuziek, werd ze daar genoemd.
4. De profundis (1980) - Diep
Uit de diepte roep ik tot U, Heer is de eerste regel van psalm 130, door Pärt verklankt voor mannenkoor. De diepte wordt gesymboliseerd door lage bassen, die het werk onvermijdelijk een donkere, onheilspellende bijklank geven.
5. Johannespassie (1982) - De krachttoer
In 1980 verlaat Pärt zijn vaderland Estland voor Oostenrijk (Wenen) en later Duitsland (Berlijn). Zijn eigenzinnige Johannespassie ontstaat in die tijd. Pärt kiest als tekst twee passages uit het Evangelie volgens Johannes. Alles bij elkaar behoorlijk wat tekst, maar nooit staat die de muziek in de weg.
De bezetting is gedurfd. Een bariton (Jezus), een tenor (Pilatus) en een vierstemmig koor als evangelist (een verwijzing naar de vier evangelisten). Ook het orkest bestaat uit amper vier muzikanten: violist, cellist, hoboïst en fagottist. Nu en dan roert zich een organist en een bijkomend koortje. Eén van de opvallende trucjes: Jezus zingt de langste en laagste noten, wat heftig contrasteert met de andere personages. Een uur lang hypnotiserend mooie muziek.
6. Kanon Pokajanen (1997) - Schuld en boete
Het a capella koorwerk Boetepsalmen is gebaseerd op Slavisch-christelijke teksten over boetedoening. Geschreven ter gelegenheid van de 750ste verjaardag van de Dom in Keulen.
7. My heart’s in the highlands (2000) - Hypnotiserend
Een gedicht van de Schot Robert Burns krijgt zijn beslag in een statische contratenor en een beweeglijk orgel. Hypnotiserend. Op onvergetelijke manier gebruikt in de Italiaanse film La Grande Bellezza uit 2013.
Pärt is nooit een veelschrijver geweest, en dat is hij op z'n 84 al helemaal niet meer. Zijn laatste grote werk dateert al uit 2010. Het is Adam's Lament (De klaagzang van Adam), voor gemengd koor en strijkorkest. De tekst die wordt gezongen is van de monnik en filosoof Starets Siloean (1866-1938). Adam staat daarin symbool voor de hele mensheid en voor de teloorgang van het paradijs. Pärt lijkt te zijn losgekomen van het strenge minimalisme - voorteken van alsnog een nieuwe kentering in zijn lange oeuvre?
8. Onzevader (2005) - Eenvoudig gebed
Vater unser, het Onzevader in het Duits, is een heerlijk kleinood. In 2005 geschreven voor jongenssopraan of contratenor met pianobegeleiding. In 2011 zongen Heldur Harry Põlda en Arvo Pärt het in het Vaticaan voor de paus, ter gelegenheid van diens 60-jarig priesterschap. (Zie video hieronder.) De voorbije jaren werden er tal van bewerkingen van gemaakt, voor ondere andere cello, trombone en koor.