Heksen: van zondebok tot brandstapel
Al omstreeks 1430 vonden de eerste heksenprocessen plaats, al bleef heksenvervolging aanvankelijk nog kleinschalig en regionaal beperkt. Toch waaiden de heksenvervolging en hekserijprocessen vanaf de 16de en 17de eeuw als een wind over Europa. Dat zegt Renilde Vervoort, kunsthistorica en curator van de expo De heksen van Bruegel die nog tot 26 juni loopt in het Sint-Janshospitaal in Brugge.
Zondebokken en heksenwaan
Vooral in de Duitstalige landen kregen vrouwen die zich met kruiden bezighielden, weduwe waren of op de een of andere reden uit de band sprongen het zwaar te verduren. Maar ook de Lage Landen bleven niet van de heksenwaan gespaard, hoewel de omvang vergeleken met sommige streken in Duitsland kleinschalig bleef. Mee door de opkomst van de Reformatie werd de heksenjacht tussen 1520 en 1560 bovendien grotendeels gestaakt, om daarna toch opnieuw in alle hevigheid los te barsten.
In de Nederlanddse Republiek, die juridisch beter was georganiseerd dan de Zuidelijke Nederlanden, bleef de vervolging bescheiden, terwijl Namen, Luxemburg, Waals-Vlaanderen, Artesië en Kamerijk begin 16de eeuw een golf van vervolging kenden. Later volgden ook heksenprocessen in Brabant (1612) en Vlaanderen (1628 en vooral de Westhoek), en een heropleving tussen 1630 en 1645 in Vlaanderen, waar de laatste executies zelfs nog na 1650 plaatsvonden.
Klimatologische veranderingen en georganiseerde heksenvervolging
De redenen voor de heksenkoorts waren heel divers. Maar de belangrijkste was allicht de klimatologische verandering met de kleine ijstijd, die zorgde voor de mislukking van de oogst en hongersnood en andere ellende veroorzaakte bij de bevolking. De economische laagconjunctuur en de oorlog stimuleerden de angst. Ook toen al werd een zondebok gezocht en al snel gevonden. Volgens de volksverbeelding zouden vrouwen van een soort sekte zich schuldig maken aan geheime nachtelijke bijeenkomsten, wilde orgiën, dansen met de duivel, het eten van mensenvlees, het brouwen van kwalijke tovermiddelen en het doden en ontvoeren van zuigelingen. Maandenlange opsluiting, ontbering en soms gruwelijke martelingen waarbij weerloze vrouwen werden gedwongen ook anderen te beschuldigen, deden de rest. Honderden vrouwen werden valselijk beschuldigd van een pakt met de duivel en plannen om Kerk en de maatschappij ten gronde te richten.
Of slachtoffers uiteindelijk ook daadwerkelijk op de brandstapel terechtkwamen, hing veelal af van de vlijt van overijverige heksenvervolgers en het plaatselijke kerkelijke en rechterlijke bestuur. Opmerkelijk is dat ook kerkelijke kringen, daar waar men tegen de achtergrond van de inquisitie, bestrijding van ketterijen en religieuze twijfel het tegendeel zou verwachten, vaak plaatselijk fel weerstand boden tegen de georganiseerde heksenvervolging in tijden van angst en groot onheil. Leuvense theologen weigerden te zwichten voor de heksenwaan en vertikten het die academisch te onderbouwen.
Vlaamse meesters bepaalden volksvoorstelling
De heksenvervolging werd zonder enige twijfel bevorderd door diverse theoretische geschriften en demonologische traktaten, die dankzij de boekdrukkunst bepaalde opvattingen en vooroordelen snel zouden verspreiden. De vervolging kreeg uiteraard een extra stimulans naarmate in de volksverbeelding een duidelijker, iconografisch beeld van heksen ontstond. Twee gravures van Pieter Bruegel de Oude, die dankzij de Antwerpse prentenuitgever Hieronymus Cock (1518-1570) grote verspreiding kenden, speelden daarin een fundamentele rol.
De expo ‘De heksen van Bruegel’ in Brugge maakt duidelijk hoe de heksenvoorstelling van Bruegel dankzij beide gravures bekend raakte en zich bij ons verder zou verspreiden. Ook andere Vlaamse meesters lieten zich door deze iconische voorstellingen inspireren, zegt Renilde Vervoort.
Bruegel had in de heksenvoorstelling elementen gebundeld die al bekend waren, maar die nu samen werden gebracht en die zo tot op vandaag op onze heksenvoorstelling blijven wegen. Bruegel creëerde een beeld dat voor iedereen herkenbaar was, met de haard, de bezem, de pruttelende kookpot met toverdrank, de zwarte kat, maar vooral ook de bezem. Voorheen konden heksen vliegen op stokken of rieken. Bruegel maakte er een bezem van, die vanaf dan en tot in de zeventiende eeuw op heksentaferelen in Noord-Europa bleef afgebeeld worden, verduidelijkt curator Renilde Vervoort.
Alle info over de tentoonstelling De heksen van Bruegel.