‘t Is gebeurd. En toch moet het nog komen
De catechesereeks Maranatha. Kom, Heer Jezus leidt je binnen in de mystiek van de advent. Via het keervers in de antwoordpsalm ontdekken we telkens het thema van de zondag.
- Vol blijdschap trekken wij naar Gods huis. Advent is allereerst uitkijken naar Gods definitieve komst, ooit. Die hoop op de eindtijd is een vaak vergeten maar wezenlijke dimensie van ons geloof. Het betekent meteen ook dat Gods huis nu al onze thuis is. (Lees de eerste catechese.)
- Rechtvaardigheid zal in zijn dagen ontbloeien. Het prachtige visioen van Jesaja over Gods heilige berg waar niemand meer kwaad doet en volkomen sjalom (vrede) heerst, geeft een inkijk in dat huis van God. Aan de deur staat Johannes de Doper, die aanmaant tot bekering. (Lees de tweede catechese.)
Op de derde adventszondag komt Gods vrede dichterbij. De engelen zullen haar in de kerstnacht uitzingen.
Slappe handen en knikkende knieën
Als wij zien hoe groot het verschil is tussen onze wereld en Gods Rijk, kunnen onze handen slap worden en onze knieën gaan knikken, zoals Jesaja aangeeft, onze gids door de advent heen. Maar hij zegt er meteen bij: Vat moed en vrees niet: Uw God komt om de wraak te voltrekken, God komt om te vergelden en u te redden.(Jesaja 35, 3 en 4)
De taal is wat grimmig, maar de bedoeling is duidelijk: God zelf komt voor ons in de bres springen.
Daarom bidden wij op de derde adventszondag in de antwoordpsalm: Kom, Heer, om ons te redden. En die redding vangt aan in Gods eerste komst op aarde in de kerstnacht en wat die teweeg brengt.
Jezus Christus, Gods op-ons-toekomst
Want de blik verschuift nu stilaan van de eindtijd op Gods heilige berg naar onze tijd: toen in Israël, maar ook nu in onze wereld.
In de eerste lezing kondigt Jesaja de wonderen aan die de Messias zal doen wanneer Hij komt. We zien daarin Jezus als het ware al aan het werk. Ze zijn het signaal dat God zelf in de bres springt: Dan gaan de ogen van de blinden weer open en zullen de oren van de doven geopend worden. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme.(Jesaja 35, 5-6a)
God komt ons bevrijden of verlossen uit alle boeien die ons beknellen. En het evangelie, met nog steeds een hoofdrol voor Johannes de Doper, bevestigt dit.
Johannes is inmiddels gevangengenomen. Misschien zijn zijn knieën ook wel gaan knikken (je zou al voor minder).
Johannes vraagt zich af of Jezus nu de komende is en hij laat het zijn leerlingen navragen. Jezus antwoordt: Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. (Matteüs 11, 4-5) Jezus herneemt de woorden van Jesaja.
Maar bovenal indrukwekkend vind ik deze week ook de antwoordpsalm zelf. De tien verzen ervan vormen het programma van een wereld van humaniteit en genezing. Lees al even mee, het loont de moeite te overlopen hoe een verloste wereld eruit gaat zien:
De Heer doet altijd zijn woord gestand. Verdrukten verschaft hij recht.
Hij geeft brood aan wie honger heeft, gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van blinden opent de Heer, gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen. De Heer behoedt de ontheemden.
De Heer geeft wees en weduwe steun, maar zondaars laat hij verdwalen.
Spreekwoordelijke druppel als sacrament
Wat zou Welzijnszorg als adventsactie van de Kerkgemeenschap anders kunnen betekenen dan ons bijdragen aan deze nieuwe wereld van welzijn die tot stand begint te komen? De band tussen liturgie en dienstbaarheid ligt hier werkelijk voor het grijpen…
God komt op ons toe in een wereld van meer rechtvaardigheid en humaniteit. Dat stemt tot dankbaarheid, die we concreet kunnen uitdrukken in onze financiële bijdrage en eigen inzet, elk naar eigen mogelijkheden, waarbij de weduwe met de twee penningen de grootste blijft.
Aan tafel gaan met Christus, is ook tafelen met de armen.
Als we blind zijn voor het onrecht dat ons omgeeft, is ons liturgisch vieren onvoltooid.
De bijdrage van onze kerkgemeenschap zal weliswaar altijd een druppel op een gloeiend hete wereldplaat blijven. Wij kunnen wel met God meewerken, maar Hem helaas – of moet ik zeggen: gelukkig - niet vervangen. Daarom waarschuwt de tweede lezing op deze zondag ons, bij alle euforie over de aanvang van Gods Rijk in wondere werken, om geduldig te zijn en moedig, want de komst van de Heer is nabij. (Jakobus 5,8)
Een rijke donateur zei ooit aan een zuster van moeder Theresa dat hij haar werk niet zou volhouden, ‘zelfs niet voor al het geld van de wereld’. Daarvoor zou ik het ook niet volhouden, antwoordde zij fijntjes… Het geheim van de christelijke inzet is dat de Heer daarin ‘komt’.
De spreekwoordelijke druppel wordt een sacrament van Gods liefde, hoe bescheiden ook.
Iemand die daar bijzonder mooi mee omgaat, is onze paus Franciscus. Hij weet dat zijn invloed en vermogen om zaken reëel te veranderen, beperkt zijn. Maar dat belet hem niet om voortdurend symbolische daden te stellen: een bezoek brengen aan Lampedusa, daklozen op pizza trakteren, een moslim en een vrouw de voeten wassen, een groep uitgetreden priesters ontmoeten, een zwaar gehandicapte man omhelzen en toefluisteren: Hou vol!, af en toe persoonlijk telefoneren naar één van de talloze mensen die hem aanschrijven.
Het zijn tekenen van Gods nieuwe wereld die aanvangt hier en nu.
Vreugde doorbreekt al even het wachten
Als het liturgisch wit van Gods komst doorbreekt in het liturgisch paars van het waken en wachten, is het resultaat rooskleurig. Het gebeurt op weinig plaatsen, maar op de derde adventszondag mag het paars in de liturgie daarom vervangen worden door roze.
Ook in de veertigdagentijd is er zo een zondag. Vroeger kregen deze zondagen de naam van de Latijnse zang waarmee de liturgie aanving. In de advent heette de derde zondag Gaudete: verheugt u! In de veertigdagentijd was de vierde zondag Laetare: verblijdt u! Het is duidelijk: het gaat om de vreugde van de geboorte en de blijdschap om de verrijzenis die, weliswaar nog ingehouden, al in de voorbereidingstijd doorbreken.
Precies in de voorbereidingstijd breekt Gods heerlijkheid aan.