De hoop leert ons glimlachen om de weg naar God te vinden
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Vandaag beginnen we een nieuwe reeks catecheses over de christelijke hoop. Dit is heel belangrijk want de hoop stelt nooit te leur. Optimisme stelt te leur, hoop niet! We hebben er grote nood aan in deze tijden, die zo duister schijnen en waarin we ons soms verloren voelen tegenover het kwaad en het geweld die ons omringen, tegenover het lijden van vele van onze broeders. Er is nood aan hoop! We voelen ons verdwaald en ook een beetje ontmoedigd, want we weten ons machteloos en we krijgen de indruk dat deze duisternis nooit zal eindigen.
Ik hoop omdat God bij me is
We mogen niet toelaten dat de hoop ons verlaat, want God vergezelt ons met zijn liefde. Ik hoop omdat God bij me is: dat mogen wij allen zeggen. Ieder van ons mag zeggen: Ik hoop, ik heb hoop, omdat God bij me is. Hij gaat met mij en draagt mij in zijn handen. God laat ons niet alleen. De Heer Jezus heeft het kwaad overwonnen en heeft ons de weg naar het leven gewezen.
Adventstijd
En dus, zeker in deze adventstijd, de tijd van verwachting waarin we ons voorbereiden om nogmaals het troostende mysterie van de Menswording en het licht van Kerstmis te ontvangen, is het belangrijk over de hoop na te denken. We laten ons onderrichten door de Heer over wat het zeggen wil: hopen. We luisteren naar de woorden van zijn heilige Schrift te beginnen met de profeet Jesaja, de grote profeet van de Advent, de grote bode van de hoop.
Jesaja
In het tweede deel van zijn boek, richt Jesaja zich tot het volk met een aankondiging van troost: 'Troost, troost mijn volk’, zegt uw God. ‘Spreek tot het hart van Jeruzalem en roep het toe dat zijn diensttijd voorbij is, dat zijn schuld is voldaan, (…) iemand roept: ‘Bereid de HEER een weg in de woestijn, in het dorre land, een rechte baan voor onze God. Elk dal moet worden opgehoogd, en elke berg en heuvel moet worden afgegraven; oneffen plekken moeten vlak gemaakt worden en ruige gronden worden een vlakte. De heerlijkheid van de HEER zal zich openbaren, en alle mensen zullen haar zien, want de mond van de HEER heeft gesproken (Jes 40, 1-2.3-5).
Het bedrukte en beangstigde hart genezen
God Vader troost door troosters te roepen, aan hen vraagt Hij het volk, zijn kinderen, op te monteren door aan te kondigen dat de kwellingen voorbij zijn, het lijden is over en de zonde werd vergeven. Dit is het wat het bedrukte en beangstigde hart geneest. Daarom vraagt de profeet de weg van de Heer te bereiden, door zich open te stellen voor zijn gaven en voor zijn verlossing.
Een weg van verlossing en bevrijding
De vertroosting van het volk begint met de mogelijkheid om de weg van de Heer te bewandelen, een nieuwe weg, recht getrokken en begaanbaar, een weg aan te leggen in de woestijn zodat men er doorheen kan trekken en naar het vaderland terug kan keren. Het volk tot wie de profeet spreekt, beleefde de tragedie van de Babylonische ballingschap. Op dit ogenblik horen ze zeggen dat ze terug naar hun land kunnen via een gemakkelijke, brede weg, zonder dalen noch bergen die de reis vermoeiend maken, een vlakke weg in de woestijn. Die weg bereiden wil dus zeggen een weg van verlossing en bevrijding bereiden, vrij van elke hindernis en struikelsteen.
Hoop die ons leert glimlachen
De ballingschap was een dramatische periode in de geschiedenis van Israël, het volk had toen alles verloren. Het volk had zijn vaderland verloren, de vrijheid, de waardigheid en ook het vertrouwen in God. Het voelde zich verlaten en zonder hoop. En toch, ziehier de oproep van de profeet om het hart opnieuw te openen voor het geloof. De woestijn is een plek waar het moeilijk leven is, maar precies daar zal men kunnen lopen om niet slechts naar het vaderland terug te keren, maar ook naar God en opnieuw te beginnen hopen en glimlachen.
Wanneer we in het duister verkeren, het moeilijk hebben; dan is er geen glimlach. Het is de hoop die ons leert glimlachen om de weg te vinden die naar God leidt.
Een van de eerste dingen die gebeuren wanneer mensen zich van God losmaken, is dat het mensen zonder glimlach worden. Misschien kunnen ze soms wel eens in lachen uitbarsten, het een na het ander, een spitsvondigheid, een lachsalvo… maar de glimlach ontbreekt!
Alleen de hoop schenkt de glimlach. Het is de glimlach van de hoop God te vinden.
Een kind is hoop!
Het leven is vaak een woestijn, het is moeilijk lopen door het leven, maar als we ons aan God toevertrouwen kan het mooi en breed worden als een autostrade. Het volstaat nooit de hoop te verliezen, het volstaat te blijven geloven, altijd, ondanks alles. Wanneer we te maken krijgen met een kind, ook als we veel problemen en moeilijkheden hebben, komt toch van binnenuit een glimlach, omdat we ons oog in oog bevinden met de hoop: een kind is hoop! Op die wijze moeten we in het leven het pad van de hoop leren zien, dat ons ertoe brengt God te vinden, God die voor ons kind geworden is. Het zal ons doen glimlachen, het zal ons alles geven!
Johannes de Doper
Juist deze woorden van Jesaja worden later door Johannes de Doper gebruikt in zijn prediking die uitnodigde tot bekering. Hij zei het zo: Een stem roept in de woestijn: Bereid de weg van de Heer (Mt 3,3). Het is een stem die roept daar waar blijkbaar niemand horen kan – wie kan in de woestijn luisteren? – die roept in de ontsteltenis als gevolg van de geloofscrisis.
We kunnen niet ontkennen dat de wereld vandaag in geloofscrisis verkeert.
Men zegt: Ik geloof in God, ik ben christen – Ik ben van die religie… Tegelijk is je leven verre van christelijk; ver van God verwijderd! Religie, geloof, het is een woord geworden: Ik geloof? – Ja. Maar, hier gaat het er om naar God terug te keren, het hart naar God toekeren en de weg gaan om Hem te vinden. Hij verwacht ons.
Voorbereiden
Dat is de prediking van Johannes de Doper: voorbereiden. De ontmoeting voorbereiden met het Kind dat ons opnieuw de glimlach zal schenken. Toen de Doper de komst van Jezus aankondigde was het voor de Israëlieten, alsof ze nog in ballingschap waren, want ze leefden onder de Romeinse heerschappij die hen tot vreemdelingen in eigen land maakte, geregeerd door machtige bezetters die over hun leven beslisten.
God schrijft geschiedenis met de kleinen
De echte geschiedenis is niet die welke door de machthebbers wordt geschreven, maar wel die door God samen met zijn kleinen wordt gemaakt: God met Maria, God met Jezus, God met Jozef, God met de kleinen. De kleinen en eenvoudigen die we aantreffen rond Jezus die geboren wordt: Zacharias en Elisabeth, oud en getekend door de onvruchtbaarheid, Maria, jong meisje maagdelijke verloofde van Jozef, de herders die veracht werden en voor niets telden. De kleinen die door hun geloof groot werden, de kleinen die er in slagen te blijven hopen.
De hoop is de deugd van de kleinen. De groten, de zelfgenoegzamen kennen de hoop niet, ze weten niet wat dat is.
Laten we de hoop leren
Het zijn de kleinen met God, met Jezus die de woestijn van de ballingschap, van de hopeloze eenzaamheid, van het lijden veranderen in een vlakke weg die men kan bewandelen om de heerlijkheid van de Heer tegemoet te gaan. En zo komen we aan het besluit: laten we de hoop leren.
Laten we vertrouwensvol de komst van de Heer verwachten, en wat ook de woestijn in ons leven zij – ieder weet door welke woestijn men trekt – het zal een bloeiende tuin worden. De hoop stelt niet te leur.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc