Het 'ja' van Maria heeft voor ons de weg naar God geopend
Geliefde broers en zussen, goedendag!
De lezingen van het feest van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen geven ons twee kernpassages over de relatie van de mens met God: we zouden kunnen zeggen dat ze ons voeren naar de oorsprong van goed en kwaad.
Neen zeggen tegen God
Het boek Genesis handelt over het eerste neen, het neen van de oorsprong, het menselijke neen, toen de mens verkoos eerder naar zichzelf dan naar zijn Schepper te kijken, eigenzinnig wilde handelen, verkoos aan zichzelf genoeg te hebben. Maar, precies door zo te handelen, door uit de gemeenschap met God te treden, heeft hij zichzelf verloren en begon hij angst te kennen, begon hij zich te verbergen en zijn naaste te beschuldigen (cf. Gn 3,10-12). Dat zijn symptomen van het neen aan God, het wijst erop dat ik neen zeg aan God.
De anderen beschuldigen en niet naar jezelf kijken wijst erop dat ik mij van God verwijder. Dat is de zonde.
Maar God laat de mens niet overgeleverd aan het kwaad. Meteen zoekt Hij hem en stelt hem een vraag vol bezorgdheid: Waar ben je? (v. 9). Alsof Hij zegt: Stop! Denk na: waar ben je? Het is de vraag van een vader of moeder die een verloren kind zoekt: Waar ben je? In welke situatie ben je terechtgekomen? Dat doet God met veel geduld, zodanig dat de afstand tot de oorsprong wordt overbrugd. Dat is de eerste passage.
God woont bij ons
De tweede passage, vandaag in het Evangelieverhaal, gaat over het wonen van God bij ons, wanneer Hij mens wordt zoals wij. En dat is mogelijk geworden dankzij een groot ja – de zonde zegt neen, hier klinkt ja – dat van Maria bij de Aankondiging. Door dit ja is Jezus zijn tocht begonnen op de weg van de mensheid. Hij heeft hem aangevat in Maria, met zijn verblijf de eerste maanden in de moederschoot. Hij verscheen niet als een volwassene en volgroeid, maar Hij doorliep de weg van elk menselijk wezen.
Hij is in alles aan ons gelijk geworden, behalve in één zaak, dat neen, uitgezonderd de zonde. Daarom heeft Hij Maria uitverkoren, het enige schepsel zonder zonde, onbevlekt.
In het Evangelie wordt zij met één woord aangeduid: Vol van genade (Lc 1,28), dat wil zeggen overladen met genade. Dat wil zeggen dat in haar, meteen vol van genade, geen plaats is voor zonde. Ook wij, wanneer we ons tot haar richten, herkennen die schoonheid: we aanroepen haar vol van genade, zonder een zweem van kwaad.
Zie de dienstmaagd des Heren
Maria beantwoordt de uitnodiging van God met de woorden: Zie de dienstmaagd van de Heer (v.38). Ze zegt niet: Bah, ik zal nu maar eens de wil van God doen, ik stel mij beschikbaar, ik zal wel zien… Neen. Haar ja is volledig, totaal, voor heel het leven, zonder voorwaarden.
En zoals het neen van de oorsprong elke toegang van de mens tot God had afgesloten, zo heeft het ja van Maria voor ons de weg naar God geopend.
Het gaat om het belangrijkste ja uit de geschiedenis, het nederige ja dat het hoogmoedige neen van de oorsprong omkeert, het trouwe ja dat de ongehoorzaamheid geneest, het beschikbare ja dat het egoïsme van de zonde omdraait.
Meesters in het halve ja
Ook voor ons is er een heilsgeschiedenis bestaande uit ja en neen. Soms, echter, zijn we meesters in het halve ja: we zijn zeer onderlegd in het veinzen niet te verstaan wat God eigenlijk wil en wat het geweten ons ingeeft. We zijn ook sluw om geen echt en eigenlijk neen aan God te zeggen. We zeggen: Spijtig, maar ik kan niet. Vandaag niet, misschien morgen. Morgen zal ik beter zijn, morgen zal ik bidden, morgen zal ik het goede doen, morgen. Deze sluwheid verwijdert ons van het ja, vervreemdt ons van God en leidt ons naar het neen, het neen van de zonde, het neen van de middelmatigheid. Het bekende Ja, maar… Ja, Heer, maar… Zo sluiten we deur voor het goede en het kwaad maakt gebruik van dit gemiste ja. Elk volmondig ja aan God daarentegen is het begin van een nieuwe geschiedenis: ja zeggen aan God is waarlijk oorspronkelijk, dat is de oorsprong, niet de zonde, die ons van binnen oud maakt.
Heb je al eraan gedacht dat de zonde ons van binnen oud maakt? Ze doet ons snel verouderen.
Elk ja aan God is oorsprong van een heilsgeschiedenis voor ons en voor de anderen. Zoals Maria met haar eigen ja.
Welk ja geef ik vandaag aan God?
Tijdens deze adventstocht wil God ons bezoeken en verwacht Hij ons ja. Laten hieraan denken: welk ja moet ik vandaag aan God geven? Laten we daaraan denken, het zal ons goed doen. Van binnen zullen we de stem van de Heer, van God horen die ons iets vraagt, een stap verder te gaan. Ik geloof in U, ik hoop op U, ik bemin U, moge in mij uw wil ten goed geschieden. Dat is het ja. Edelmoedig en vertrouwensvol, zoals Maria, zeggen we vandaag, ieder van ons, dit persoonlijke ja aan God.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc