Hoe leg je Pasen uit aan kinderen?
‘Ze hebben Jezus met spijkers aan een kruis vastgeplakt!’ zegt mijn kleinzoon verontwaardigd. ‘En hij was toch de liefste mens ooit!’
‘Hoe weet je dat?’ vraag ik voorzichtig.
‘We hebben daarover een boek in de klas’, legt hij me uit.
Daar valt dus niet aan te twijfelen. Ik heb het hart niet om het verhaal nog wat bloederiger te maken, dus ik stuur het richting Pasen. ‘Daarna is Jezus opgestaan uit de dood’, zeg ik.
Dat vindt kleinzoon een stuk minder spectaculair dan ik. In zijn sprookjes komen de geitjes, Roodkapje en zelfs haar oude oma vlotjes uit de buik van de wolf en gaan daarna gewoon verder met hun leven.
‘Dat heeft God gedaan’, voeg ik er nog aan toe.
‘Waarom?’ wil kleinzoon weten.
‘Omdat hij heel blij was dat Jezus zo goed had geleefd’, probeer ik.
Kleinzoon laat het even bezinken. Ik ook. Liefde is sterker dan de dood.
Wie leeft zoals Jezus, gaat nooit meer helemaal dood. Dat is Pasen.
Even later somt kleinzoon alle dino’s op zijn truitje op: de T-rex, de stegosaurus, de pterodactylus. Hij vertelt erbij wie een vleeseter was en wie een planteneter en wie het in de strijd tegen wie zou halen.
‘Hier is nog plaats, oma’, zegt kleinzoon lief, terwijl hij met zijn hand over de plek op de bank naast hem wrijft. Ik ga dicht bij hem zitten.
Groot en sterk zijn is een droom van mijn kleinzoon, maar het helpt niet altijd.
Daar zijn de dino’s het bewijs van.
Kleine en lieve gebaren zijn in de praktijk vaak veel taaier. Als dat geen hartverwarmende paasgedachte is.