Ambrosius bezingt de Drie-eenheid
In het zeventiende hoofdstuk van zijn monnikenregel schrijft Benedictus van Nursia letterlijk dat tijdens de avonddienst, na vier psalmen met antifonen, een lezing en een responsorie een ambrosiaanse hymne volgt, en dan pas het vers, de kantiek uit het Evangelie, de litanie en het gebed des Heren. Met die ambrosiaanse hymne verwees de grondlegger van de westerse monastieke spiritualiteit uitdrukkelijk naar het genre dat de vierde-eeuwse bisschop Ambrosius van Milaan had vormgegeven. De Vlaamse dichter, vertaler en bloemlezer Patrick Lateur heeft onlangs veertien hymnen van Ambrosius en dertien postambrosiaanse hymnen vertaald en toegelicht.
Met Ambrosius begint een christelijke traditie die anderhalf millennium lang duizenden lofzangen zou genereren. Patrick Lateur
Met zijn hymnen werd Ambrosius niet alleen de eerste grote christelijke dichter in het Westen, legt vertaler Lateur uit, hij was ook de eerste om de gelovige gemeenschap te betrekken in de kerkzang. Dat laatste is een merkwaardige prestatie, want de taalconstructies van Latijnse dichters als Horatius of Vergilius waren vaak bijzonder complex. De klassiek geschoolde intellectueel Ambrosius moest de nieuwe religieuze boodschap laten klinken voor het volk, dat de hymnen zonder veel problemen moest kunnen memoriseren. Hij mocht dus geen te alledaagse maar ook geen technisch of hermetische woordenschat hanteren.
De poëzie van Ambrosius is Europees spiritueel en literair erfgoed. Patrick Lateur
Godsbeeld
De hymnen van Ambrosius getuigen van een bepaald godsbeeld, gaat Lateur verder, van de waarden voor hij als bisschop stond. Nu was de voormalige advocaat Ambrosius, sinds 370 als gouverneur van Aemilia en Liguria residerend in Milaan, na de dood van de ariaanse bisschop Auxentius in 374 als ongedoopte catechumeen, zonder enig voorafgaande wijding tot bisschop uitgeroepen. Die uitverkiezing was ongetwijfeld te danken aan zijn diplomatieke tussenkomsten tussen de arianen en de trinitarische katholieken. Het arianisme accepteerde het dogma van de Drie-eenheid niet en beschouwde de Zoon en de Geest als ondergeschikt aan en geschapen door God.
Ambrosius zou tot aan zijn dood in 397 een heftige bestrijder van het populaire arianisme zijn.
Verzet tegen arianisme
Ambrosius’ hymnen tellen telkens acht strofen van vier jambische verzen met acht lettergrepen, legt Lateur uit. Elke hymne bevat dus 256 lettergrepen. Daarin is dikwijls een vierluik te onderscheiden waarin de vier oneven strofen iets poneren waarop de vier even strofen een antwoord vormen. Lof voor en bezinning over de goddelijke transcendentie staat centraal, met veel aandacht voor de menswording van Christus én de gelijkwaardigheid van Vader en Zoon. Dat laatste heeft te maken met het het verzet tegen het arianisme. Om die reden is de Drie-eenheid een belangrijk ambrosiaans thema, zoals blijkt uit deze Splendor paternæ gloriæ.
Splendor paternæ gloriæ,
de luce lucem proferens,
lux lucis et fons luminis,
dies dierum illuminans,
Afstraling van uw Vaders glans,
U openbaart uit licht het licht,
U, licht uit licht en bron van licht,
U, dag der dagen die verlicht,
uerusque sol, inlabere,
micans nitore perpeti;
iubarque Sancti Spiritus,
infunde nostris sensibus.
de ware zon: dring tot ons door,
in glinsters, schitter zonder eind,
stort in ons hart de eerste straal,
licht van de Geest die Heilig is.
Votis uocemus et Patrem,
Patrem perrenis gloriæ,
Patrem potentis gratiæ;
culpam releget lubricam,
Aanroepen wij de Vader ook,
Vader van luister eindeloos,
Vader van de genadekracht:
dat Hij gevaar en schuld verbant,
informet actus strenuos,
dentem retundat inuidi,
casus secundet asperos,
donet gerendi gratiam,
ons vastberaden maakt in daad,
de tand van de jaloerse stompt,
ons bijstaat in beproevingen,
ons handelen genade schenkt.
mentem gubernet et regat
casto fideli corpore;
fides calore ferueat,
fraudis uenena nesciat.
Dat Hij ons hart nu stuurt en leidt
binnen een lichaam kuis en trouw.
Geloof ontbrande door zijn gloed
met giftig dwalen niet vertrouwd.
Christusque nobis sit cibus,
potusque noster sit fides,
læti bibamus sobriam
ebrietatem Spiritus.
En Christus weze ons tot spijs,
tot onze drank dient het geloof.
De Geest geeft roes in nuchterheid,
die dronk make ons vreugdevol.
Lætus dies hic transeat!
Pudor sit ut diluculum,
fides uelut meridies,
crepusculum mens nesciat!
Vol vreugde verstrijke deze dag!
De schroom mag zijn als dageraad,
geloof mag als de middag zijn,
de geest met schemer niet vertrouwd!
Aurora cursus prouehit;
aurora totus prodeat
in Patre totus Filius,
et totus in Verbo Pater.
De dageraad rijst almaar voort,
dage in heel het morgenrood
nu in de Vader heel de Zoon
en heel de Vader in het Woord.
Ambrosius, Zingen moet ons hart. Hymnen vertaald en toegelicht door Patrick Lateur, (Monobiblos, deel 6), Eindhoven, Damon, 135 pagina’s, 14,90 euro.