Lees de meditatie bij Tenhemelopneming van Maria
Hoe zal Maria zich hebben voorbereid op haar dood?
Ze was er de vrouw niet naar om de jaren te tellen, noch om zich zorgen te maken over het oordeel dat ons allen wacht. Sedert ze ja gezegd had tegen de engel die haar de boodschap bracht van haar goddelijk moederschap, had ze zich de kleine dienstmaagd van God geweten, God die welwillend op haar neerzag en aan haar zijn wonderwerken deed. Leven of dood, ziekte of gezondheid - het maakte haar niet uit.
Maria ging haar weg door het leven zoals Jezus over het water had gelopen, onbewust van gevaren en vol vertrouwen op de goede afloop.
Maar elke vroege morgen van de eerste dag van de week, de zondag dus, dacht ze bij het ontwaken even aan het moment dat haar Zoon aan haar was verschenen, verrezen uit de dood, en verlangde ze heel even, heel intens, om bij Hem te zijn voor altijd. Ze wist zeker: op zo’n morgen zou Hij zijn moeder komen halen.
Hoe zal Johannes zich hebben voorbereid op de dood van Maria?
Hij, de beminde leerling aan wie Jezus op het kruis zijn moeder had toevertrouwd, hij was er de man niet naar om niet van haar te kunnen scheiden: een goede apostel hecht zich aan God en aan God alleen. Maar een goede christen, laat staan Jezus’ beminde leerling, is ook dankbaar voor Gods gaven en het meest dankbaar voor de grootste gave, namelijk zoon te mogen zijn van de Moeder Gods.
Met Paulus wist Johannes dat Christus als eerste en voornaamste was verrezen en dat vervolgens zij zouden verrijzen die Hem toebehoren.
Maar wie behoorde méér aan Christus toe dan zijn eigen moeder? In de jaren dat hij met haar samenleefde, had Johannes steeds het gevoel gehad dat Jezus nooit ver van Maria was, dat zijn barmhartigheid, zijn kracht, zijn voorzienigheid haar voortdurend omringden. Mijn hart prijst hoog de Heer, hoorde hij haar soms zingen, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder.
Op zulke momenten was het alsof de hemel zich opende en het licht van de zon haar omvatte. Op zo’n moment zou Maria van hem heengaan, daar was Johannes van overtuigd. Jezus zou aan haar verschijnen, zoals Hij haar bezocht had, verrezen, op die vroege morgen van de eerste dag, haar als eerste van allen.
Maria en Johannes waren voorbereid, toen de eerste dag van de week zich aankondigde met een stralende morgen. Zij had een steeds sterkere vreugde ervaren, een vreugde als die dag in Nazareth, toen de engel haar de blijde boodschap had gebracht; een vreugde als die nacht in Bethlehem, toen ze de Verlosser van de wereld het leven had geschonken; een vreugde als die andere morgen, toen haar Zoon de dood overwonnen had.
Johannes had alleen maar dankbaar kunnen zijn, toen hij Maria meer en meer in God zag opgaan.
Zij zou immers bij hem blijven, zoals Jezus bij Maria was geweest in de lange jaren die hen scheidden van zijn hemelvaart. Die morgen leek de sikkel van de maan een traptrede naar de eeuwigheid, leek het eerste zonnelicht een mantel, uitgespreid voor de koningin van de hemel; de laatste sterren leken te aarzelen om te wijken voor dat ene licht, alsof ze een kroon wilden vormen voor de Moeder Gods.
De ganse schepping stond gereed om getuige te zijn hoe de Schepper de geringste en de schoonste van zijn schepselen zou verheffen tot een ongeziene heerlijkheid
Johannes sliep nog, de slaap der rechtvaardigen, toen Maria ontwaakte en zoals elke morgen van de eerste week even aan haar verrezen Zoon Jezus dacht. Haar hart sprong op van vreugde, toen ze Hem naast zich zag staan. Ze nam zijn uitgestoken hand en stond op, haar voet op de maan, en liet zich bekleden met de zon en kronen met sterren. Zo ging Maria het eeuwig leven binnen.