'Het geloof eist dat we ons laten genezen van ons individualisme'
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
De pandemie heeft duidelijk gemaakt hoezeer wij allen kwetsbaar en van elkaar afhankelijk zijn. Als we niet voor elkaar zorgen, om te beginnen bij de laatsten, bij hen die het zwaarst getroffen zijn, met inbegrip van de schepping, kunnen wij de wereld niet genezen. Lof verdient de inzet van de vele mensen die in de voorbije maanden het bewijs hebben geleverd van een menselijke en christelijke liefde tot de naaste door zich, met gevaar voor eigen gezondheid, aan de zieken te wijden. Het zijn helden! Hoe dan ook het coronavirus is niet de enige ziekte die moet bestreden worden, want de pandemie heeft ruimere maatschappelijke ziekten aan het licht gebracht. Een van deze is de misvormde visie op de mens. Een visie die de waardigheid en de relationele aard van de mens vergeet. Soms worden de anderen als voorwerpen benaderd, als te gebruiken en op te ruimen. In werkelijkheid maakt dit soort blik blind en bevordert een individualistische en agressieve cultuur van de uitsluiting waardoor het menselijk wezen herleid wordt tot een gebruiksgoed (cf. Apostolische exhortatie De vreugde van het Evangelie, 53; Encycliek Laudato si’ (LS), 22).
Naar Gods beeld en gelijkenis
Door het licht van het geloof weten we daarentegen dat God op een andere wijze naar man en vrouw kijkt. Hij heeft ons niet als voorwerpen geschapen, maar als mensen die geliefd en tot liefde bekwaam zijn. God heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis (cf. Gn 1,27). Op die wijze heeft Hij ons een unieke waardigheid geschonken en ons uitgenodigd in verbondenheid met Hem te leven, in verbondenheid met onze broers en zussen en met onze broeders, in eerbied voor heel de schepping. In verbondenheid, in eenklank kunnen we stellen.
De schepping is een verstandhouding waarin wij geroepen zijn te leven.
In deze verbondenheid, in deze verstandhouding die verbondenheid is, geeft God ons de mogelijkheid voort te planten en het leven te behoeden (cf. Gn 1,28-29), te werken en zorg te dragen voor de aarde (cf. Gn 2,15; LS, 67). Het is duidelijk dat men niet kan voortplanten en het leven behoeden zonder verstandhouding; het zou vernietigd worden.
Dienstbaarheid en zelfverloochening
Over deze individualistische blik die geen verstandhouding is, hebben we in de evangelies een voorbeeld in de vraag van de moeder van Jakobus en Johannes aan Jezus (cf. Mt 20,20-28). Zij zou wensen dat haar zonen aan de rechter en linkerzijde van de nieuwe koning zouden mogen zitten. Maar Jezus stelt een ander type visie voor: de visie van de dienstbaarheid en van zijn leven geven voor de anderen. Hij bevestigt dit door meteen aan twee blinde mensen het zicht terug te schenken en hen tot zijn leerlingen te maken (cf. Mt 20,29-34). In het leven trachten hogerop te klimmen, boven de anderen te staan, vernietigt de verstandhouding. Dat is de logica van de heerschappij, van het heersen over anderen.
Verstandhouding is anders: dat is dienstbaarheid.
Onverschilligheid en individualisme
Laten we dus aan de Heer vragen dat Hij ons ogen schenkt die aandacht hebben voor de broers en zussen, vooral voor hen die lijden. Als leerlingen van Jezus willen we niet onverschillig of individualistisch zijn. Dat zijn twee slechte houdingen tegen de verstandhouding. Onverschillig: ik kijk in de andere richting. Individualistisch: alleen naar je eigenbelang kijken. De door God geschapen verstandhouding vraagt ons naar de anderen te kijken, naar de noden van de anderen, naar de moeilijkheden van de anderen, verbonden te leven. In elke menselijke persoon willen we de menselijke waardigheid erkennen wat ook zijn ras, taal of situatie is.
Verstandhouding brengt je ertoe de menselijke waardigheid te erkennen, de door God geschapen verstandhouding, met de mens in het centrum.
Verklaring van de Rechten van de Mens
Het Tweede Vaticaans Concilie beklemtoont dat deze waardigheid onvervreemdbaar is omdat zij geschapen is naar Gods beeld (Pastorale constitutie Gaudium et spes, 12). Zij is de grondslag van heel het maatschappelijk leven en bepaalt er de werkwijzen van. In de moderne samenleving is de meest naaste verwijzing naar de onvervreemdbare waardigheid van de mens, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Heilige Joannes Paulus II heeft ze omschreven als de mijlpaal op de lange en moeizame weg van de mensheid (1) en als een van de hoogste uitdrukkingen van het menselijk geweten (2). Die rechten zijn niet uitsluitend individueel, maar ook sociaal; ze zijn van volkeren, van naties (3). Het menselijke wezen is, in zijn persoonlijke waardigheid inderdaad een sociaal wezen, geschapen naar het beeld van God Een en Drievuldig. Wij zijn sociale wezens, we ervaren de nood om in maatschappelijke verstandhouding te leven.
Als echter egoïsme regeert, gaat onze blik niet naar de anderen, niet naar de gemeenschap, maar keert naar ons terug en dat maakt ons lelijk, slecht, egoïsten, vernietiging van de verstandhouding.
De naaste als broeder
Dit hernieuwde bewustzijn van de waardigheid van elk menselijk wezen heeft ernstige sociale, economische en politieke gevolgen. De broeder en heel de schepping bekijken als een geschenk van de liefde van de Vader brengt tot een houding van aandacht, van zorg en verbazing. Zo benadert de gelovige, vanuit een visie op de naaste als een broeder en niet als een vreemdeling, hem met medelijden en inleving, niet met minachting of vijandigheid.
Door de wereld in het licht van het geloof te bekijken komt men ertoe, met de hulp van de genade, de creativiteit en het enthousiasme te ontwikkelen om de drama’s van de geschiedenis op te lossen.
Men benadert en ontwikkelt zijn mogelijkheden, met de verantwoordelijkheidszin die aan het geloof ontspringt (4), als gaven van God met het oog op de dienstbaarheid aan de mensheid en aan de schepping.
Cultuur van onverschilligheid
Terwijl we allen werken aan de verzorging van een virus die allen zonder onderscheid treft, spoort het geloof aan ons ernstig en actief in te zetten om de onverschilligheid ten aanzien van de schendingen van de menselijke waardigheid tegen te gaan. Deze cultuur van de onverschilligheid gaat samen met een cultuur van uitsluiting. Voor wat mij niet raakt, heb ik geen belangstelling.
Het geloof eist steeds dat we ons laten genezen en bekeren van ons, persoonlijk en collectief individualisme. Een partijdig individualisme, bijvoorbeeld.
Moge de Heer ons het gezicht terugschenken om opnieuw te ontdekken wat het betekent leden van het menselijk gezin te zijn. En moge dit inzicht zich vertalen in concrete daden van medelijden en eerbied voor iedere persoon en van zorg voor en het behoeden van onze gemeenschappelijke woning.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc
__________________
1. Toespraak tot de Algemenen Vergadering van de Verenigde Naties (2 oktober 1979), 7
2. Toespraak tot de Algemenen Vergadering van de Verenigde Naties (5 oktober 1995), 2.
3. Cfr Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, 157
4. Ibid.