God is vader en moeder en Hij houdt nooit op de wereld te zegenen
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag schenken we aandacht aan een wezenlijke uitzicht van het gebed: de zegening. We zetten dus ons denken over het gebed voort. In de verhalen van de schepping (Gn 1-2) zegent God voortdurend het leven, altijd. Hij zegent de dieren (1,22), Hij zegent man en vrouw (1,28) en tenslotte zegent Hij de sabbat, de rustdag om te genieten van heel de schepping (2,3). Het is God die zegent. De eerste bladzijden van de Bijbel gaan over een zich herhalende zegening. God zegent, maar ook de mensen zegenen. Snel ontdekt men dat de zegening een bijzondere kracht bezit die een levenslang de gezegende vergezelt en het hart van de mens bereid maakt om zich door God te laten veranderen (Tweede Vaticaanse Concilie, Constitutie Sacrosanctum Concilium, 61).
God blijft ons liefhebben
Bij het begin van de wereld is het dus God die goed zegt, zegent, goed zegt. Hij stelt vast dat elk werk van zijn handen goed en mooi is. Wanneer de mens verschijnt en de schepping voltooid is, stelt Hij dat zij heel goed is (Gn 1, 31). Maar al snel verandert die schoonheid die God aan zijn werk had gegeven. Het menselijke wezen wordt een ontaard schepsel, bekwaam om op aarde kwaad en dood te brengen. Maar nooit zal iets de eerste afdruk van God kunnen uitwissen, een afdruk van goedheid die God aan de wereld geschonken heeft, in de menselijke natuur, in ons allen: de bekwaamheid om te zegenen en het feit van gezegend te zijn.
God heeft zich bij de schepping niet vergist, ook niet bij de schepping van de mens.
De hoop van de wereld berust volledig in de zegening door God. Hij blijft ons liefhebben. Hij als eerste, zoals de dichter Péguy zegt, blijft voor ons het goede verhopen (Le porche du mystère de la deuxième vertu, 1911).
De grote zegening van God is Jezus Christus. Hij is het grote geschenk van God, zijn Zoon.
Hij is een zegening voor heel de mensheid, een zegening die ons allen verlost heeft. Hij is het eeuwige Woord waarmee de Vader ons heeft gezegend toen wij nog zondaars waren (Rom 5,8) zegt Sint-Paulus. Vleesgeworden Woord voor ons op het kruis geofferd.
Het beeld van Christus
Met ontroering verkondigt Sint-Paulus het liefdesplan van God. Hij zegt het als volgt: Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren
vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos voor Hem te staan. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de Geliefde. (Ef 1,3-6). Er bestaat geen zonde die het beeld van Chrtistus in ons volledig kan wissen.
Geen zonde kan het beeld wissen dat God ons heeft geschonken. Het beeld van Christus.
De zonde kan het verminken, maar niet onttrekken aan de barmhartigheid van God. Een zondaar kan langdurig in zijn dwaling verkeren, maar God heeft geduld tot het einde, in de hoop dat het hart zich uiteindelijk zal openen en veranderen. God is als een goede vader en een goede moeder, Hij is ook een goede moeder: zij houden nooit op hun kind, hoe zwaar het zich ook kan vergissen, te beminnen, altijd. Ik denk hierbij aan de vele keren dat ik mensen in de rij zag staan bij de ingang van de gevangenis. Zij houden niet op hun kind te beminnen ook al weten ze dat de mensen in de bus die langskomt, denken: Daar, dat is de moeder van een gevangene. En toch schamen ze zich niet, of beter, ze schamen zich, maar desondanks gaan ze verder, want hun kind is belangrijker dan hun schaamte.
Zo zijn wij voor God belangrijker dan alle zonden die wij zouden kunnen bedrijven.
Want Hij is vader, Hij is moeder, Hij is zuivere liefde. Voor immer heeft Hij ons gezegende. En nooit zal Hij ophouden ons te zegenen.
Voor altijd Gods kinderen
Het is een sterke ervaring wanneer we deze Bijbelteksten over zegening in de gevangenis lezen of in een opvanghuis. Aan die mensen laten voelen dat zij, ondanks hun grote vergissingen, toch gezegend blijven en dat de hemelse Vader voor hen het goede blijft willen en hoopt dat zij zich uiteindelijk voor het goede openstellen. Ook al hebben familieleden hen soms afgeschreven, omdat ze als verloren beschouwd worden, toch blijven zij voor God altijd kinderen. God kan in ons het beeld van kind niet wissen. Ieder van ons is zoon, is dochter. Soms ziet men wonderen gebeuren. Mannen en vrouwen die herboren worden. Ze vinden de zegening terug die hen tot kinderen heeft gezalfd.
De genade van God verandert immers het leven. Zij aanvaardt ons zoals we zijn, maar ze laat ons niet zoals we zijn.
Zacheüs
Denken we bijvoorbeeld aan wat Jezus met Zacheüs deed (cf. Lc 19,1-10). Allen zagen in hem het kwaad. Jezus echter ontwaarde een sprankel goeds en vandaar, door zijn nieuwsgierigheid Jezus te zien, laat hij de barmhartigheid langskomen die verlost. Eerst werd het hart van Zacheüs veranderd en daarna zijn leven. In verworpen en afgewezen mensen, zag Jezus de onuitwisbare zegening van de Vader. Zacheüs is een publieke zondaar. Hij heeft veel kwaad gedaan. Maar Jezus zag het onuitwisbare teken van de zegening door de Vader. Vandaar zijn medelijden. Het is een zin die talloze keren herhaald wordt in het Evangelie: Hij had medelijden.
Dat medelijden leidt tot hulp bieden en het hart veranderen.
Meer nog, Hij heeft zichzelf vereenzelvigd met elke behoeftige mens (cf. Mt 25,31-46). In het gedeelte uit het ‘eindverslag’ waarmee wij allen zullen geoordeeld worden, Matteüs 25, zegt Jezus: Ik had honger, Ik was naakt, Ik zat in de gevangenis, Ik was ziekenhuis, Ik was daar …
Vreugde en erkentelijkheid
Aan God die zegent, antwoorden wij door te zegenen. God heeft ons geleerd te zegenen en wij moeten zegenen door gebeden van lofprijzing, aanbidding, dankzegging. De Catechismus schrijft: Het gebed van zegening is het antwoord van der mens op de gaven van God: omdat God zegent, kan het hart van de mens als reactie daarop Hem zegenen die de bron is van elke zegening. (n. 2626). Het gebed is vreugde en erkentelijkheid.
God heeft niet op onze bekering gewacht om ons te beminnen. Hij heeft het veel eerder gedaan, toen we nog in zonde leefden.
Zegenen en gezegend worden
We kunnen niet slechts God zegenen die ons zegent. In Hem moeten we alles zegenen, alle mensen. God zegenen betekent de broeders zegenen, de wereld zegenen. Dat is het fundament van de christelijke mildheid, de bekwaamheid om zich gezegend te weten en de bekwaamheid te zegenen. Mochten wij allen zo handelen, dan zou er geen oorlog zijn.
Deze wereld heeft nood aan zegening en wij kunnen zegening schenken en zegening ontvangen.
De Vader houdt van ons. Ons rest slechts de vreugde Hem te zegenen en de vreugde Hem te danken en van Hem te leren niet te vervloeken, maar te zegenen. Hier past een woord voor hen die vervloeken, mensen die altijd een kwaad woord, een vervloeking in de mond en in het hart hebben. Ieder van ons moet zich de vraag stellen: is vervloeken bij mij een gewoonte? En de Heer de genade vragen deze gewoonte te veranderen omdat we een gezegend hart hebben en uit een gezegend hart mag geen vervloeking komen.
Dat de Heer ons leert nooit te vervloeken maar te zegenen.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc