Adventsbrief van bisschop Johan Bonny: ‘Het morgenrood’
Elk jaargetijde heeft zijn eigen woorden en gezangen. Ze klinken telkens anders. Soms zeer herkenbaar, soms onverwacht. ‘Nu daagt het in het oosten’: het is een bekend adventslied van de Nederlandse dichter Johannes Riemens sr. (1842-1908), op een melodie van Melchior Vulpius (1560-1615), de Duitse componist. Het is een lied voor deze laatste weken voor Kerstmis. Het nieuwe licht gloort al aan de horizon. Op YouTube vind je zeker een passende uitvoering om rustig te beluisteren en te overwegen: ‘Nu daagt het in het oosten, het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.’
Het lied echoot bij het bekijken van oorlogsbeelden uit het Heilig Land. Daar immers ligt het ‘oosten’ waarover het lied zingt. Wat een tegenstelling tussen de hoopvolle boodschap van het lied en de mensonterende werkelijkheid die onschuldige burgers daar nu meemaken! Het is er vandaag voor velen pikkedonker. Hopeloos donker. Uitzichtloos donker. Volken en gemeenschappen kunnen niet tegen hun geweldenaars op. Tienduizenden onschuldigen sneuvelden in de voorbije twee jaar onder barbaarse terreuraanslagen, razzia’s en blinde bombardementen. Is hun hoop op vrede en gerechtigheid dan tevergeefs? Gedoemd om te mislukken? Misschien klinkt het lied daarom zo actueel. Vanwaar of van wie kan het licht nog komen? Wie is er die nog een verschil kan maken? Als er nog hoop is, zal die van Christus moeten komen: ‘De zonne, voor wier stralen het nachtelijk duister zwicht, en die zal zegepralen, is Christus, ’t eeuwig licht!’
Hoe realistisch is die hoopvolle verwachting? Het is een terechte vraag. Ogenschijnlijk zijn er meer redenen om te twijfelen, dan om te vertrouwen. Meer redenen om te wanhopen dan om te hopen. Echter, het adventslied weigert zich neer te leggen bij die vertwijfeling: ‘Reeds daagt het in het oosten, het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal’.
‘Troost’ is een sleutelwoord in de adventstijd.
‘Troost’ is een sleutelwoord in de adventstijd. Het komt uit de profeet Jesaja: ‘Troost, troost mijn volk, spreekt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem en roept het toe dat zijn diensttijd voorbij is, dat zijn schuld is voldaan, …’ (Jes 40,1-2). Gods troost is geen zoethoudertje, zoals je een kind troost, zonder zijn pijn of verdriet ernstig te nemen. Het is evenmin een schouderklopje tegen beter weten in, zoals je een gevangene of een zieke troost, die toch nog even in de gevangenis of het ziekenhuis zal moeten blijven. Gods troost is een woord van bemoediging in tijden van geestelijke nood en twijfel. Het is een tegendraadse boodschap. Geef het nu niet op. Laat je armen nu niet zakken. Ik ben er ook nog! Ik kom opnieuw naar je toe!
Veel mensen kunnen in deze adventstijd best een woord van troost gebruiken, ook in onze samenleving. Geen goedkope troost, zoals we ons kopje koffie wel eens ‘een bakje troost’ noemen. Geen vrijblijvende troost, in de trant van ‘dat gaat wel over!’ of ‘dat komt wel goed!’. Neen, een oprechte troost, die ons iets mag kosten en die tegelijk op God vertrouwt. Een troost waarmee we zowel onszelf als God engageren. Je mag op me rekenen. En God is er ook nog. Hij komt naar je toe en laat je niet alleen! Zo kan bij mensen weer het licht opgaan: wanneer wij er staan voor elkaar, zoals God er staat voor ons. Dan wordt het weer morgen. Dan ‘daagt het in het oosten’.
Graag wens ik je een gezegende adventstijd toe. Met nog één strofe van het adventslied: ‘Zij, die gebonden zaten, in schaduw van de dood, van God en mens verlaten, begroeten ’t morgenrood’. Dat ook jij met Kerstmis opnieuw het morgenrood mag zien, midden deze donkere wintertijd! Jezus, het licht van Bethlehem.
+ Johan Bonny
Bisschop van Antwerpen