Commentaar bijbellezing 18/8: ‘Jezus' vlees eten?' - bisschop Lode Aerts
Evangelie: Johannes 6, 51-58 - ‘Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees’
In die tijd zei Jezus tot de menigte: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven van de wereld’. De joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Jezus sprak daarop tot hen: ‘Voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.’
Commentaar bisschop Lode Aerts: ‘Jezus’ vlees eten?’
‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Dat is een terechte vraag voor wie Jezus niet kent. Maar wie met Jezus al op weg ging, vindt deze woorden wellicht minder vreemd. Jezus heeft zich immers op zoveel manieren aan anderen gegeven. De toegang tot Gods Woord heeft Hij voor velen ontsloten. Zijn vertrouwen op zijn Vader hield Hij niet voor zich en Hij liet zijn leerlingen delen in zijn intiemste gebed. Zieken en zondaars, al wie uitgestotenen waren, konden een nieuwe toekomst beginnen. Jezus’ leven was één groot verhaal van geven en delen. Dat bleef zelfs zo op het bittere einde. Toen zijn blijde boodschap werd afgewezen, bleef Hij nog vertrouwen op Gods liefde, die volgens Hem niets anders kán dan zich te geven.
In een flits licht op hoe Jezus zijn leven en sterven heeft verstaan: als één en al gegeven leven vanuit Gods liefde.
Jezus drukt dit uit in een treffend gebaar, dat het hart zou worden van elke eucharistie. Het was de tijd van Pasen en Jezus is met zijn leerlingen voor het laatst aan tafel. Op Pasen viert het volk van Israël Gods bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. Jezus houdt de maaltijd echter niet met de familie, maar met zijn leerlingen. Die ‘broeders en zusters’ vormen zijn nieuwe familie. Ze kregen reeds aandeel aan Jezus’ intimiteit met God. Ze ervoeren hoe God in Jezus voor een nieuwe bevrijding zorgde: een exodus uit wanhoop en ongeloof, uit lijden en zonde. In de loop van deze maaltijd neemt Jezus plots het brood en betrekt het op zijn persoon door te verklaren: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt.’ Daarna volgt de beker wijn, die Hij gelijkstelt met zijn bloed, dat weldra vergoten zal worden. Sprekende gebaren, als een parabel in praktijk. In een flits licht op hoe Jezus zijn leven en sterven heeft verstaan: als één en al gegeven leven vanuit Gods liefde.
Jezus’ vlees eten mag dan vreemd klinken voor buitenstaanders, maar leerlingen kunnen beseffen dat ze deel krijgen aan Jezus’ gegeven leven; aan zijn persoon; ja, aan zijn lichaam en bloed. Het nieuwe, ruimhartige leven dat Jezus van zijn Vader had ontvangen, wou Hij met velen delen. Wanneer we ervoor open staan, worden we zelf ‘gebroken brood’ voor anderen, ja ‘lichaam van Christus’.
• Lode Aerts is bisschop van Brugge