Ligt de toekomst van de Kerk in een nieuwe monastiek? Tim Brys bouwt alvast aan een stadsklooster
Bij aankomst in het afgelegen Waalse klooster ervoer ik onmiddellijk de clichématige vertraging. Het contrast met de autosnelwegrit op de tonen van StuBru was groot. Ik wachtte geduldig en in stilte tot een kwartier later de monnik die ik kwam bezoeken met verontschuldigingen verscheen: een broeder lag op sterven – kanker – en kon elk moment gaan. Mijn vriend stond in voor ‘s mans palliatieve zorg.
Een stervende monnik. Hij belichaamde willens nillens de realiteit van het hele Belgische kloosterwezen. In 2002 waren er nog een 14.000 broeders, nonnen en paters in de kloosters en abdijen van het land. Twintig jaar later waren dat er nog maar 5.000, met een gemiddelde leeftijd rond de tachtig jaar. Aan dat tempo zijn er binnen tien jaar nog maar enkelingen over.
‘Heeft de monastiek nog een raison d’être?’ vroeg ik aan mijn kloostervriend, hem wijzend op dit dramatische vooruitzicht. ‘Kloosters zijn oases in de woestijn,’ antwoordde hij. ‘Maar in het westen breidt de woestijn uit. Net als met de klimaatopwarming groeit de geestelijke droogte. Door consumentisme, materialisme, hedonisme, nihilisme, en andere moderne afgoden.’
‘Hoe droger de woestijn, echter, hoe noodzakelijker de oase,’ ging hij verder. ‘Mensen zijn uitgedroogd door het leven en dorsten naar een alternatief. Het radicale evangelische leven van het klooster kan die dorst laven. Het staat haaks op dat van de moderne maatschappij: armoede in plaats van bezit, zelfopoffering in plaats van zelfzucht, kuisheid in plaats van pornografie. Dat leidt tot het volle leven dat Jezus beloofde.’
Volgens mijn vriend zouden velen willen terugkeren naar een communautair ideaal, naar het dagelijkse broederlijke leven, in alle eenvoud. Alleen blijkt uit de bovengenoemde cijfers dat die dorstigen hun weg niet vinden naar de kloosters, tenzij om er even op retraite te gaan.
Nieuwe gemeenschappen van allerlei aard
Het is welgekend dat ook kerken lijden onder deze geestelijke droogte. Een ‘afkalvende parochielandschap,’ noemde Rik Torfs het op deze website. Alleen meer missionaire ‘levendige gemeenschappen met dynamische lokale bezielers’ zullen volgens hem overeind blijven.
Op gelijke wijze schreef theoloog Hans Geybels naar aanleiding van mijn debuutboek dat de toekomst van de kerk in West-Europa niet in de parochie ligt, die ‘eerbiedwaardige instelling die het duizend jaar heeft uitgehouden.’ Wel in ‘nieuwe, vitale christelijke gemeenschappen van allerlei aard.’
De toekomst van het christendom in onze contreien lijkt dus in nieuwe soorten gemeenschappen te liggen. Als een nieuw soort monastiek zullen ook die moeten fungeren als oases, waar het evangelie radicaal wordt uitgeleefd tot uitdaging van een verschraald christendom en een verdroogde maatschappij.
Creatief en buiten de traditionele lijntjes
Een van de broeders in het klooster deelde enkele ideeën over hoe zo’n nieuwe monastiek eruit zou kunnen zien: vrouwen en leken met meer verantwoordelijkheden; nieuwe, meer flexibele monnikenstatuten; een gemoderniseerde Regel van Benedictus. Twee zusters in hun gemeenschap verzorgen al regelmatig de homilie. ‘Ce n’est pas légal,’ vertrouwde de broeder mij toe, ‘maar als we op hogerhand moeten wachten zullen we al lang dood zijn.’ ‘Het moet van onder komen,’ stelt hij. En blijkbaar mag het creatief en buiten de traditionele lijntjes gekleurd.
Er wordt dan ook al enkele decennia volop geëxperimenteerd met wat in de Angelsaksische wereld The New Monasticism genoemd wordt. De Chemin Neuf Gemeenschap, met Belgische ‘kloosters’ in Luik en Antwerpen, is zo’n succesvol experiment: het is een katholieke maar oecumenische beweging, die de traditionele ignatiaanse spiritualiteit met de moderne charismatische vernieuwing vermengt, en priesters, celibataire leken, werkende mensen, koppels en gezinnen met kinderen samenbrengt onder één nieuw-monastiek dak, om samen te groeien naar een leven dichter bij het evangelie. Het zijn oases in onze Belgische woestijn.
Stadsklooster in Brussel
Ik merk rondom mij dat er heel wat oprechte interesse is in het stichten of vervoegen van dergelijke gemeenschappen. Ook ik ben geïnspireerd om samen met vrienden in Brussel een ‘stadsklooster’ op te richten: om als leken samen te leven, te bidden en anderen te dienen. We zijn begeesterd door de radicaliteit van de traditionele monastiek, maar zullen het toch anders uitleven.
We zijn begeesterd door de radicaliteit van de traditionele monastiek, maar zullen het toch anders uitleven.
Zoals Torfs en Geybels stellen: de toekomst van het West-Europees christendom lijkt in zo’n nieuw soort gemeenschappen te liggen. Onze dorstige maatschappij heeft ze nodig. De kerk heeft ze nodig! We moeten dus experimenteren, net zoals Benedictus en anderen ooit aan het experimenteren sloegen. Dat de kerk dergelijke experimenten moge ondersteunen.
De dag na mijn bezoek aan het klooster stierf de zieke monnik die mijn vriend verzorgde. Hoewel zijn aftakelen de staat van de traditionele monastiek symboleerde, zie ik in de hoop op zijn wederopstanding ook de hoop op een heropleving van het christendom, door een nieuwe monastiek. Niet een terugkeer naar een cultureel christendom, maar naar een radicaal navolgen van Christus.
Tim Brys is auteur van Hoe maak je een stadsklooster?, verwacht bij Otheo Books op 1 maart 2025.