We mogen van ons hart een tuin maken
We mogen van ons hart een tuin maken © CC JR P via Flickr
Ik heb het geluk om voor Kerknet te mogen schrijven over tuinieren en over innerlijk leven, of noem het spiritualiteit of biddend leven.
Dat is meer dan een toevallige samenloop van persoonlijk interesses. Ons innerlijke leven vergelijken met een tuin, heeft een lange religieuze traditie. Om maar drie etappes als voorbeeld te noemen.
- In de Bijbel is de paradijstuin van Eden (Genesis 2) een symbool voor de oorspronkelijke harmonie tussen hemel en aarde, tussen het goddelijke en het menselijke. In het Hooglied bezingt een verliefde jongeman zijn vriendin als ‘een besloten hof, een gesloten tuin, … een bron omringd door tuinen’. Zowel de joodse als de christelijke (mystieke) traditie hebben in die menselijke verliefdheid van het Hooglied de liefde herkend die zich ontspint tussen God (de jongeman) en de mens (de vriendin). God zelf bezingt met andere woorden de mens als een besloten tuin rond een bron.
- Teresa van Avila (16de eeuw) laat zich inspireren door de vergelijking van de mens als tuin uit het Hooglied. Om vier stadia van het gebed te verduidelijken, gebruikt ze het beeld van vier manieren om een tuin water te geven: moeizaam het water putten en dragen, draaien aan een scheprad met waterbakken, een beekje aanleggen en ten slotte, het gewoon zonder enige moeite laten regenen. (Het boek van mijn leven, hoofdstukken 11 tot 22) Misschien zinvolle stof voor een volgende column.
- Titus Brandsma (20ste eeuw) kent het werk van Teresa van Avila heel goed. Hij bouwt erop voort in een 8-daagse meditatie voor een gemeenschap van karmelietessen: De omheinde hove (pdf, vanaf pagina 37). We moeten van ons hart een tuin maken rond de fontein van Gods levengevende aanwezigheid in het centrum. Een sterke en altijd actuele kerngedachte. De tekst zelf is wellicht voor onze tijd een wat al te vrome beschrijving van de symbolische betekenissen van hoge bomen, klimplanten, bloemen zoals lelies en zonnebloemen, fruitbomen, enz. waarmee we onze innerlijke tuin kunnen vormgeven.
Wat zijn voor mij persoonlijk – als enthousiaste tuinier, als iemand die probeert om biddend te leven en als stamelende redacteur over beide – de overeenkomsten tussen tuinieren en zorgen voor ons innerlijke leven?
- Tuinieren is ook voor mij een oneindige bron van concrete beelden vol zeggingskracht over dat ontastbare innerlijke leven. Zorgen voor bodemleven bijvoorbeeld.
- Levende processen mogen ondersteunen in de tuin en in de geest, vergt een gelijkaardige gevoeligheid, nieuwsgierigheid, terughoudendheid en tederheid. Zachtmoedigheid zou de Bijbel dat misschien noemen: zachte moed. Beide schenken mij ook een zelfde voldoening: dat mijn leven goed geweest zal zijn als ik me daarmee inlaat.
- Tuinieren en biddend leven kennen allebei momenten van genade: de ervaring dat het vanzelf gaat, dat het me zomaar in de schoot geworpen wordt. Zoals de regen zonder moeite valt in het vierde gebedsstadium van Teresa van Avila. Dan is het een kleine stap naar vertrouwen dat natuurlijke en geestelijke processen uit zichzelf, ook zonder onze inspanning, streven naar heelheid.
- Op andere momenten zijn tuinieren en innerlijk leven dan weer een oefening in overgave en geduld: het regent lange tijd niet, het is dor en onvruchtbaar, plannen worden doorkruist, het loopt niet zoals ik gewild had, het is wachten op een nieuwe lente.
- Tuinieren en bidden zijn dan beide een haarscherp middel om egocentriciteit te ontmaskeren: ze confronteren me met mezelf, m’n controledrang, verlangen naar macht, een zucht naar snelle en gemakkelijke oplossingen.
- Egocentriciteit laten varen, is een vorm van sterven, maar ook een onvermoede bron van vreugde. Blijvende vreugde is in het tuinieren en het innerlijke leven maar mogelijk als we de dood aanvaarden. Sterven is geen eindpunt van natuurlijk en geestelijk leven, het is er de kern van.
- Als ik dood en leven beide omarm, dan ga ik anders tuinieren en anders innerlijk leven. Ik ga iets meer objectiviteit betrachten. Wat meer passieloos kijken naar wat er is en leren hoe het echt loopt, in plaats van te leven in een abstractie of een ideologie, in plaats van blind m’n eigen, beperkte wil op te leggen aan natuurlijke en geestelijke processen.
- Vreemd genoeg maakt objectiviteit ook ruimte voor ontzag voor het mysterie, voor de allesoverstijgende grootsheid, ingewikkeldheid en eenvoud van de natuur en van God. Hoe meer ik weet, hoe meer ik ervaar hoe weinig ik eigenlijk weet.
- Dan komt het uiteindelijk aan op nederig voortdoen. In alle schamelheid toch maar weer een uurtje in de tuin werken, een uurtje bidden en een uurtje schrijven. Tot er ergens een hart een beetje op een tuin gaat lijken. God zij geloofd.