Vleugels en wortels
Er zijn mensen die vanzelf omhoog kijken. Ze zien fantastische figuren in de wolken of kunnen uren turen naar een zeldzame vogel. ’s Nachts vinden ze hun weg in de onmetelijke sterrenhemel. Een zonsverduistering of een speciale gloed rondom de maan is voor hen een traktatie. Ze hebben geen last van een stijve nek of tranende ogen. Ze kijken altijd veel verder dan hun neus lang is. In een vliegtuig krijgen ze niet genoeg van de tot méringue opgeklopte wolken die opeens beneden hen liggen, met daarboven nog veel meer open ruimte. Ze houden van zweefvliegen of een trip in een luchtballon.
Het zijn mensen van wie je je afvraagt waarom ze niet met vleugels geboren zijn.
Er zijn ook andere mensen. Mensen die liever naar de grond voor hun voeten staren. Die blij zijn met de plek waar ze wonen. Die genieten van de trilhaartjes van het mos op de rotsen en van de anemoontjes in het bos. Die hun ogen dichtknijpen als ze even naar de lucht kijken, om te weten of het zal gaan regenen. Die duizelig worden als ze dat eindeloze luchtruim zien. Die in een vliegtuig liefst zo ver mogelijk van het raampje zitten en met een koptelefoon op in een boek duiken. Die de verschillen zien tussen stenen en schelpjes en de kleinste blaadjes. Die graag op het gras zitten en meteen merken dat een plant water nodig heeft.
Het zijn mensen van wie je je afvraagt waarom ze niet met wortels geboren zijn.
Velen van ons hebben iets van allebei. De ene dag zijn we meer een vleugelmens, de volgende dag een wortelmens. Zo zoeken we een evenwicht tussen hopen en volhouden, tussen toekomst en heden, tussen dromen en zorgen. De liefde van God en van ons allemaal zit in beide: in de droom die ons optilt en de kleine goedheid die ons vasthoudt. Het ene kan niet zonder het andere.
Hemelvaart is een feest waarbij we vanzelf omhoog kijken, naar Jezus die bij God hoort. En tegelijk krijgen we precies in het Hemelvaartverhaal te horen dat het geen zin heeft om naar de hemel te blijven staren, dat we aan de slag moeten gaan.
Echt een feest op maat van mensen dus: met hart en ziel met de aarde getrouwd en steevast vol verlangen naar de hemel.
En dan moet de Geest van Pinksteren nog komen.