Van Rembrandt tot Vermandere: de Samaritaan in de kunst
Rembrandt (1633): boter bij de vis
Rembrandt beeldde de Barmhartige Samaritaan meerdere keren af. Ca. 1633 maakte hij dit paneel. Volgens de parabel verzorgde de Samaritaan de gewonde man niet alleen langs de kant van de weg, maar bracht hij hem ook naar een herberg en betaalde voor de overnachting. In de Bijbel gebeurt dat de volgende ochtend, bij Rembrandt wil de herbergier boter bij de vis en incasseert hij al meteen het geld. Rembrandt maakte van dit paneel een verwante ets, vanuit een ander gezichtspunt en met vrij prominent in beeld een straathond die zijn gevoeg doet...
(Lees verder onder de afbeelding.)
J.S. Bach (1723): ach, zo onvolmaakt…
Gib mir dabei, mein Gott, ein Samariterherz. Geef mijn een Samaritaanhart, vraagt de tenor in een recitatief uit Bachs Cantate nr. 77, Du sollt Gott, deinen Herren, lieben.
Damit ich nicht bei ihm vorübergeh
Und ihn in seiner Not nicht lasse.
Dat is, uiteraard, een heel goed voornemen. Maar verrassend genoeg gaat de tenor niet verder met een krachtige aria waarin hij dat voornemen overdenkt en da capo bekrachtigt, maar wordt hem het woord ontnomen door een alt. En een alt in de muziek, die brengt vaak geen vrolijk nieuws. In een aria bekent de alt dat ze wel goed wil doen, maar daar vaak niet in slaagt.
Ach, es bleibt in meiner Liebe
Lauter Unvollkommenheit!
Een best wel vreemde aria, omdat de alt niet wordt begeleid door pakweg een lankmoedige hobo, maar door een trompet. Een natuurtrompet, schrijft Bach nadrukkelijk voor, deksels goed wetend hoe moeilijk het is om die zuiver te bespelen in de partij die hij voorschrijft. Of was dat bedoeld als een bewuste illustratie van die ‘onvolmaaktheid’?
(Lees verder onder de video)
Joseph Highmore (1744): eerst het slachtoffer
De jonge Joseph Highmore (1692-1780) verveelde zich dermate als stagiair-advocaat dat hij alsnog voor zijn grootste roeping koos: de schilderkunst. Zijn versie van De Barmhartige Samaritaan legt door de compositie en het spel met licht de nadruk op het slachtoffer, en niet zozeer op de helper. Op de achtergrond zien we nog hoe de priester en de Leviet er van onder muizen.
(Lees verder onder de afbeelding)
Aimé-Nicolas Morot (1880): indrukwekkende ‘pièta’
Indrukwekkend doek van Aimé-Nicolas Morot (1850-1913), alleen al door z’n omvang: 2,68 meter hoog en net geen 2 meter breed. De man die wordt geholpen, is hier een christusfiguur die recht uit een ‘pietà’-doek lijkt te zijn gekomen. De Samaritaan is bij Morot een oudere man, niet de statige, soms wat exotisch ogende man die we op vroegere schilderijen zien. Door het spaarzame kleurgebruik – grijs en beige – komt de nadruk nog meer op de twee figuren te liggen. Het resultaat is een aangrijpend, bijna fotografisch beeld.
(Lees verder onder de afbeelding)
Vincent Van Gogh (1890): spiegelbeeld van Delacroix
Van Gogh schilderde zijn Samaritaan in mei 1890, goed twee maanden voor zijn dood. Het is een kopie, weliswaar in spiegelbeeld, van een werk dat Eugène Delacroix in 1849 had gemaakt. Opzij ligt een geplunderde koffer.
(Lees verder onder de afbeelding)
Benjamin Britten (1962): het Rode Kruis als Samaritaan
In 1962 componeerde Benjamin Britten de weinig bekende Cantata misericordium ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Rode Kruis. De tekst vertelt de parabel van de Barmhartige Samaritaan en is in het Latijn. Dat was niet de bedoeling – Britten wilde gewoon een Engelstalige tekst – maar het Rode Kruis vond het ongepast dat een expliciet religieuze tekst zou worden gebruikt. Het Latijn was een compromis.
(Lees verder onder de video)
Willem Vermandere (1970): er haken er nog meer af
In het lange lied De Barmhartige Samaritaan is Willem Vermandere lichtjes beschonken op weg ‘tussen Ieper en Veurne’ en belandt hij langs de kant van de weg. De pastoor passeert maar geeft Vermandere alleen een preek, en de minister-met-chauffeur ‘vloekt in ’t Frans’ en scheldt hem uit. Bij Vermandere komen ook nog een kloosterzuster, een dokter, een boer en een notaris voorbij zonder te helpen. De Samaritaan neemt hier de gedaante aan van een handelaar in oud ijzer die de arme Vermandere ‘koffie en stutten’ (boterhammen, red.) aanbiedt.