Moeder van de verlosser en onze moeder - paus Franciscus [catechese]
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
We hernemen vandaag de catecheses in de cyclus over Jezus Christus onze hoop. Bij het begin van zijn Evangelie toont Lucas de uitwerkingen van de veranderende kracht van het Woord van God, dat niet alleen de tempel bereikt, maar ook de armoedige woning van de jonge vrouw, Maria, die, als verloofde van Jozef, nog thuis in haar gezin woont.
Na Jeruzalem wordt de boodschapper van de grote goddelijke meldingen, Gabriel, die in zijn naam de macht van God vertolkt, gezonden naar een dorpje dat nooit in de Hebreeuwse Bijbel wordt genoemd. In die tijd was het een plaatsje in Galilea, aan de periferie van Israël, grenszone met de heidenen en met de voortdurende besmetting door hen.
Precies daar brengt de engel een naar vorm en inhoud totaal ongekende boodschap, dermate dat het hart en de ziel van Maria geschokt worden, verontrust.
In plaats van de gangbare groet “vrede met jou” richt Gabriel zich tot Maria met de uitnodiging “verheug je” “wees blij”. Dat is in de gewijde geschiedenis een geliefde oproep , omdat de profeten hem gebruikten wanneer ze de komst van de Messias aankondigen (cfr Sef 3,14; Gl 2,21-23; Zach 9,9).
Het is de uitnodiging die God tot zijn volk richt wanneer de ballingschap eindigt en de Heer zijn levende en werkzame aanwezigheid laat voelen. Bovendien roept God Maria met een liefdesnaam onbekend in de Bijbelse geschiedenis: kecharitoméne, wat betekent “vol van goddelijke genade”. Maria is vol van goddelijke genade. Deze naam duidt aan dat de liefde van God reeds langere tijd in het hart van Maria woont en daar verblijft. Hij zegt hoe “genadig” zij is en vooral dat de genade van God in haar een inwendig topwerk heeft bewerkt en er zijn meesterwerk heeft gemaakt: vol van gratie.
Zending Maria
Deze liefdevolle bijnaam, welke God aan Maria geeft, wordt meteen vergezeld door een bemoediging: “Niet vrezen!”, “Niet vrezen!”.
Steeds geeft de aanwezigheid van God deze genade niet te vrezen en zo spreekt Hij tot Maria “Niet vrezen!”
“Niet vrezen”, zegt God aan Abraham, aan Izaäk, aan Mozes: “Niet vrezen!” (cfr Gen 15,1; 26,24; Dt 31,8).
En zo zegt Hij ook aan ons: “Niet vrezen, ga verder, niet Vrezen!”
“Vader, ik ben bang voor dit”; “Wat doe je als…”
“Verontschuldig me, Vader-, ik zeg u de waarheid: ik ga naar de waarzegster…” “
Ga jij naar de waarzegster?” “Ach ja, ik laat mij de hand lezen…” Asjeblieft, niet vrezen! Niet vrezen! Niet vrezen! Dit is mooi.
“Ik ben je tochtgenoot”, dat is wat God aan Maria zegt. De “Almachtige”, de God van het “onmogelijke” (Lc 1,37) is met Maria, is samen met haar, aan haar zijde, haar gezel, haar belangrijkste verbondene, de eeuwige “”Ik-met-Jou” (cfr Gen 28,15; Ez 3,12; Gdc 6,12). Vervolgens maakt Gabriel haar zending aan Maria bekend die in haar talloze Bijbelse passages doet weerklinken verwijzend naar de koninklijke en Messiaanse waardigheid van het kindje dat uit haar moet geboren worden en dat zal gezien worden als vervulling van de oude profetieën. Het Woord dat uit den Hoge komt, maakt Maria tot Moeder van de Messias. Die zolang verwachte Davids Messias. Zij is de moeder van de Messias. Hij zal geen koning zijn op menselijke en voorbijgaande wijze, maar op goddelijke wijze, spiritueel. Zijn naam zal zijn “Jezus”, wat betekent “God redt” (cfr Lc 1,31; Mt 1,21). Zo zal herinnerd worden, altijd en voor immer, dat niet de mens redt, maar alleen God.
Jezus is Degene die deze woorden van de profeet Jesaja in vervulling doet gaan: “Niet een bode of een engel, maar Hijzelf heeft hen gered. In zijn liefde en zijn mededogen” (Jes 63,9).
In de innerlijke mens leeft de waarheid – in interiore homine habitat veritas.
De vera religione 39,72
Dit moederschap ontroert Maria fundamenteel. Als verstandige vrouw die in staat is doorheen de gebeurtenissen te zien (cfr Lc 2,19. 51), tracht zij te verstaan, te begrijpen wat te gebeuren staat. Maria zoekt niet buiten maar binnen, omdat, zoals de Heilige Augustinus leert “in de innerlijke mens leeft de waarheid – in interiore homine habitat veritas” (De vera religione 39,72).
En daar, in de diepte van het hart, open, gevoelig, voelt zij de uitnodiging op God te vertrouwen die voor haar een bijzonder “Pinksteren” heeft bereid. Precies zoals bij het begin van de schepping (cfr Gen 1,2) wil God Maria overschaduwen met zijn Geest, de kracht die in staat is zonder geweld te openen wat gesloten is, zonder de menselijke vrijheid geweld aan te doen. Hij wil haar opnemen in de “wolk” van zijn aanwezigheid (cfr 1 Kor 10, 1-2) zodat de Zoon, in haar kan leven en zij in Hem.
Kandelaar
En Maria ontvlamt van vertrouwen. “Zij is een kandelaar met vele lichten”, zoals Teofanus zegt in zijn Canone dell’ Annunciazione. Zij geeft zich gewonnen, gehoorzaamt, schept ruimte: zij is een bruidskamer door God gemaakt” (ibid.). Maria onthaalt het Woord in haar eigen vlees en snelt zo binnen in de grootste zending die ooit aan een vrouw, aan een menselijk schepsel werd toevertrouwd. Zij staat ten dienste: zij is klaar voor alles, niet als een slavin, maar als medewerkster van God Vader, vol waardigheid en gezag om, zoals ze in Kana zal doen, de gaven van de goddelijke schatkamer te beheren, zodat velen met volle handen uit de goddelijke schatkamer kunnen putten.
Zusters, broeders, laten we leren van Maria, Moeder van de Verlosser en onze Moeder, om ons oor te laten openen voor het goddelijk Woord en het op te nemen en te bewaren zodat het onze harten kan omvormen tot tabernakels van zijn aanwezigheid, tot gasthuizen waar de hoop kan groeien. Dankjewel.
Vertaald uit het Italiaans door Marcel De Pauw msc